Waterloo, Batavia, 1829

Het begin van de 19e eeuw zou van cruciaal belang blijken te zijn voor de geschiedenis van Nederlands-Indië. Met de teloorgang van de V.O.C. was een herstel van de macht van de Indische vorsten niet onwaarschijnlijk. De gebeurtenissen in Europa deden echter een nieuwe koloniale wind opsteken.

Het waren roerige tijden. Om te beginnen was daar de pro-Napoleontische gouverneur Herman Willem Daendels, die, aangesteld door het in Nederland heersende Franse bewind, de macht naar zich toe trok door de aanleg van de Groote Postweg en de uitbreiding van het koloniale leger.  Het bleek echter onvoldoende om de in 1811 op Java landende Engelsen tegen te houden.  De nieuwe bestuurder, Thomas Stamford Raffles, was misschien iets meer verlicht dan zijn voorganger (onder zijn bewind zag de plantentuin in Buitenzorg het licht), veel veranderde niet.

Toen Napoleon voor het eerst door de Geallieerden verslagen was, in 1814, werd door de overwinnaars bepaald dat het Franse – revolutionaire – gevaar moest worden ingedamd door een sterke staat aan de Franse noordgrens, te weten een samengaan van België met de Bataafse republiek. Een dergelijke staat zou echter pas enige macht hebben, als zij gevoed  werd door koloniën, en dus werd Java in dat jaar weer teruggegeven aan de Nederlanden, en kwam hier aan het Engelse ‘tussenbestuur’ een eind. 

Napoleon liet echter nog één keer van zich horen. Ontsnapt uit zijn verbanningsoord Elba stelde hij zich weer aan het hoofd van een Frans leger. Dit keer om definitief te worden verslagen. In juni 1815 verloor hij de slag bij Waterloo, en keerde de rust in Europa terug.

‘Indië’, wat op dat moment niet veel meer was dan Java en de Centrale Molukken, viel onder het bestuur vanuit het nieuwe Nederlandse machtscentrum, Brussel. Na Van der Capellen en De Kock, had men in 1826 enige moeite met vinden van een opvolger van een nieuwe gouverneur-generaal. Gelukkig stelde zich beschikbaar de ‘Belgische’ landheer Leonard du Bus de Gisignies.

Genootschap van Waterloo

Leonard du Bus de Gisignies

Du Bus was in Brussel voorzitter van het zogenaamde Genootschap van Waterloo, een monarchistische club die zich ten doel stelde, in de woorden van destijds:  “het vereeuwigen van het aandenken aan de glorierijke dagen van 16 tot en met 18 Juni 1815, het jaarlijks eene stichtelijke karavane naar de velden van Waterloo te doen (organiseeren), een begrafenisbezoek bij de schimmen van onze brave verdedigers af te leggen en antirevolutionnaire beginselen, dat is liefde voor ons schoon vaderland en gehechtheid aan den koning, te verbreiden.”

Du Bus was nog nauwelijks in Batavia gearriveerd, of hij richtte ook hier een soortgelijk Genootschap op. Een aantal vermogende notabelen werd bereid gevonden in het bestuur zitting te nemen. Er werd een Waterloo-standaard uitgedacht en daarvoor een standaarddrager aangesteld, er werd een Waterloomars gecomponeerd, en eindelijk ook een plan tot een Waterloo-zuil opgesteld.

Op 8 februari 1826 liet de Bataviasche Courant weten: “Namens den Raad van Bestuur van het Genootschap van Waterloo, worden bij dezen alle bouwkundigen, schilders en andere liefhebbers van schoone kunsten vriendelijk uitgenoodigd vóór den 1sten der maand juni aanstaande aan het Genootschap in te zenden, het plan, bestek en begrooting van kosten, vergezeld van de noodige teekeningen, van een zinnebeeldig of toepasselijk eenvoudig monument, op eene daartoe alhier ter hoofdplaatse uittekiezen geschikte plaats, opterigten, ter vereeuwiging van den, voor den nationalen roem- en onafhankelijkheid zoo glorierijken dag van den slag van Waterloo, op den 18den juni 1815”

De oproep leidde tot een negental zeer vergelijkbare inzendingen. Steeds was sprake van ‘eene naald, kolom of pijramide’, enkele hadden kanonnen en andere leeuwen, en de voorgestelde spreuken ware alle even waar als hoogdravend: ‘On fait ce que’on peut, et non ce que’on veut’,Liefde voor Vorst en Vaderland was hunne leus’, ‘Pligt en Nijverheid’,’ Voor de Helden van Waterloo’. Aanvankelijk zou dit monument op het Koningsplein moeten verrijzen, maar dit plein werd te groot geacht. Volgens een latere waarnemer zou het hier “het effect van een bezemsteel in een weiland gemaakt hebben.” Tenslotte werd gekozen voor het Paradeplein, dat nu werd omgedoopt in Waterlooplein. Het moet gezegd: de omgeving was voor een dergelijk monument geëigend. De grasvlakte, omzoomd door enkele statige gebouwen zoals de kathedraal, het paleis van Daendels, het hooggerechtshof en de sociëteit Concordia, werd normaliter alleen gebruikt voor militaire exercities. Een beetje aankleding zou niet misstaan.

Een poedel

Intekenaren voor het monument. Voor de bouw werd geld ingezameld onder de gegoede burgerij. De grootste bijdrage, f. 1000, was afkomstig van Du Bus de Gisignies. Een andere substantiële bijdrage, f. 270, was afkomstig van de sultan van Madoera. In totaal werd f.10.400 opgehaald.

De keuze van het ontwerp, gedaan door de leden van het Genootschap, werd later echter veelvuldig bekritiseerd. Het werd een ca. 20 meter hoge zuil met daar bovenop een op een leeuw gelijkend dier met een kanonskogel onder zijn rechter voorpoot. Waarschijnlijk moest het een kopie voorstellen van de leeuw die enkele jaren eerder bovenop een pyramide-achtige heuvel was geplaatst in het Belgische Waterloo. Omwille van de haast – Du Bus was slechts tijdelijk in Indië en wilde nog tijdens zijn ambtsperiode het monument aanschouwen – werd gekozen voor het gebruik van bepleisterde gebakken steen voor de zuil, en hout (!!!) voor de leeuw. Het gevolg was, dat later de zuil ieder jaar zes weken in de steigers stond om opnieuw te worden bepleisterd, en dat enkele tientallen jaren en vele moessonregens later, de struiken uit het achterste van het roofdier groeiden. Bij de Europese inwoners van Batavia stond het beeld al snel bekend als ‘het hondje’ of ‘de poedel’.

Los van de povere technische uitvoering, ook aan de bedoelingen werd getwijfeld. Enkele commentaren uit resp. 1869 en 1881:

“Aan de oostzijde zag ik in dat voetstuk, dat overigens gewoonlijk met krijtopschriften is bedekt, welke weinig pleiten van de aanleg en de beschaving van de Indische jeugd die ze nederschreef, een plaat van lelijke gele steen aangebracht met een zeer onduidelijk inschrift bedekt. Met moeite ontcijferde ik: In aeternam celeberrimi Diei. maar ik had geen lust meer om verder te ontraadselen of dit monument ter herinnering van den 18 Juni 1815 dan wel ter verheerlijking van de Burggraaf du Bus was opgericht. Een Latijns opschrift op een Indisch monument! Welk een dwaasheid!”

“Het kleine gedenkteken dat zich op het rondeel van het Waterlooplein te Batavia bevindt, heeft geen ander doel dan om de inlanders zand in de ogen te strooien. Sommige Javanen hebben hunne meesters naar Europa vergezeld en hebben zich met eigen ogen kunnen overtuigen welke rang het koninkrijk der Nederlanden er bekleedt; maar voor de grote massa van het Javaanse volk is Holland de eerste onder de mogendheden zo te land als ter zee. Het heeft zijn nut hen in die mening te versterken en tot dat einde staat er dan ook op de kolom van het Waterlooplein, dat niet meer of minder te lezen dan dat de dappere soldaten van Nederland de dwingeland bij Waterloo hebben geveld!”

Het monument heeft het toch op de een of andere manier weten vol te houden tot de Japanse bezetting. Mogelijk werd het tegelijkertijd met het beeld van Jan Pietersz. Coen, eveneens op het Waterlooplein, in 1943 tegen de grond gewerkt.

In de Nieuwe Courant van 8 maart 1950 vinden we een laatste verwijzing:

“Een bulldozer heeft, toen de bestuurder tegen een van de hoekstenen van het Waterloo-monument stootte, een stukje historie aan het licht gebracht. In een van de hoekstenen was namelijk een holte uitgebeiteld, waarin een loden kistje geborgen stond. In dit kistje bevonden zich een gedenkplaat en een aantal oude munten. De ontdekking werd gedaan door de bestuurder van de bulldozer, de korporaal Erprath, die op last van de sergeant-majoor W. Lips een hoeksteen met zijn bulldozer opzij duwde. Het was de heer Lips, naar hij later verklaarde, bekend, dat het een gewoonte was om bij het voltooien van een bouwwerk iets in te metselen. Deze wetenschap had hij geput uit de radio-causerieën over Oud-Batavia. Toen hij de bulldozer bij het monument aan het werk zag, schoot hem plotseling te binnen, dat ook in het voetstuk van dít gedenkteken wel eens een souvenir achtergelaten zou kunnen zijn. Zijn vermoeden werdbewaarheid. In het loden doosje waren geborgen: Een koperen gedenkplaat met het opschrift: Gedenkteken gewijd aan de dag van de 18de Juni 1815. Opgericht 1828 Waterloo (onleesbaar) Batavia; een gouden tientje van 1825, drie zilveren muntstukken, en een muntstuk dat zo versleten is, dat noch het materiaal, noch het opschrift te onderscheiden is. De vondst is gedeponeerd bij het Plaatselijk Commando te Djakarta.”

Waarvan akte.
x
x
Technische gegevens
Monument: Waterloo
Locatie: Batavia, midden op het Waterlooplein
Onthulling: 1829
Opdrachtgever: semi-overheid: Genootschap van Waterloo
Ontwerp: onbekend
Uitvoering: onbekend
Duur: Waarschijnlijk afgebroken tijdens Japanse bezetting Nederlands-Indië
x
x
Bronnen
Bataviasche Courant, 8 februari 1826
Bataviasche Courant, 28 juni 1826
Bataviasche Courant, 21 juni 1827
Javasche Courant, 11 april 1829
Delftsche Courant, 6 augustus 1869
Java Bode, 3 december 1881
Bataviaasch Nieuwsblad, 20 maart 1915
Nieuwe Courant, 8 maart 1950
H.J. de Graaf, De bronzen leeuw bij Brussel en de houten leeuw in Weltevreden, in: Moesson, 15 november 1981 (I) en 5 januari 1982 (II).

Waterloo monument, ca 1880
Waterloo monument
Waterloo monument, ca. 1920
Waterloo monument, ca. 1930
Waterlooplein met monument, gezien naar het zuiden [L.F. van Gent, Indië in woord en beeld=Sari Hindia. 1924]
Waterlooplein, ca 1910

Plaats een reactie