Soeria Atmadja, Soemedang, 1922

Een eeuw geleden, in 1921, stierf een groot bestuurder, de inlandse regent van Soemedang. Zijn erfenis werd ruim veiliggesteld.

“Dinsdagavond ontving de regering telegrafisch bericht van de consul te Djeddah omtrent het overlijden van de gewezen regent van Soemedang, Pangeran Aria Soeria Atmadja. De Pangeran is de dag na aankomst in het Heilige Land, op 1 juni, gestorven”, aldus de Preanger Bode op 10 juni 1921.

De schrik was groot, want de pangeran werd beschouwd als een groot bestuurder, wiens invloed veel verder reikte dan zijn eigen regentschap en die ook nu, twee jaar na zijn aftreden, nog steeds merkbaar was. Vooral het feit dat het rustige Soemedang geheel buiten de invloed van de nationalistische Sarekat Islam was gebleven, werd aan hem toegeschreven.

En nu was hij dood. Alhoewel, er waren er die beweerden dat ze gezegd hadden dat de bejaarde pangeran wel veel risico nam door met zijn zwakke gezondheid naar het heilige land te reizen. En ja, als dat zo was dan hadden zij gelijk.

Maar toch, het had hem er niet van weerhouden, en hij was per schip naar Mekka getrokken, in gezelschap van zijn echtgenote en zijn zuster. De Nederlandse consul in Djeddah meldde na het overlijden: “Wijlen de pangeran arriveerde in zeer goede geestelijke maar zeer zwakke lichamelijke toestand . Hij bleef hier drie dagen en vertrok daarna, met vergunning van Koning Hoesein, per auto. In de nacht na zijn aankomst te Mekka geraakte hij bewusteloos. Hij kwam daarna weer bij, doch scheidde tegen zonsondergang zonder lijden uit het leven. Op last van de koning had de begrafenis met de hoogste eerbewijzen plaats. Alle pelgrims, uit Soemedang afkomstig, woonden haar bij.”

Een hechte steunpilaar

In alle Indische kranten werd nu gewag gemaakt van zijn invloed en goede werken. Zo schreef de Preanger Bode: “Als we aan hem denken, dan is het in de eerste plaats aan het feit, dat hij een hechte steunpilaar was van het Nederlands gezag! En dat bleef hij, ook na zijn aftreden, door op tal van wijzen de bevolking te doordringen van de voordelen van het bewind der Nederlanders. Zo liet hij brochures van de vereniging Indië Weerbaar vertalen en verspreiden en voerde verschillende maatregelen uit om de welvaart der Soemedangers te bevorderen, onder andere door het stichten van een coöperatie. Toen hij op 5 mei 1919 aftrad, gaf hij het bestuur van het onder hem zeer welvarend geworden regentschap over aan zijn familielid, de nieuwe functionaris, Raden Koesoema-di-laga, die te voren wedana van Ploembon in Cheribon was. Meer dan twee eeuwen bestuurde Soeria Atmadja’s geslacht het afgelegen Soemedang en de Pangeran was waarlijk één der beste bestuurders, wiens bewind voor de bevolking zeer zegenrijk was. De regering toonde hem telkens en telkens weer waardering. Eerst door hem het predicaat ‘Aria’ toe te kennen, dan door hem te vergunnen de gele song-song te voeren, vervolgens door hem de gouden medaille voor trouw en verdienste te verlenen. Dan benoemde Hare Majesteit de Koningin hem tot officier in de Orde van Oranje-Nassau, waarna nog Soeria Atmadja zich de titel van Pangeran: telg van vorstelijken bloede, zag toegewezen. In de tijd, toen koninklijke onderscheidingen in verband met de oorlog tot de hoge zeldzaamheden behoorden, werd de Pangeran van Soemedang tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw benoemd, de hoogst mogelijke onderscheiding!”

En zo zien we hem dus op de foto, uit 1919, met de Nederlandse ridderonderscheiding. En dat terwijl hij het Nederlands nooit machtig was geworden. Hij verstond het wel, maar spreken? Dát niet.

Kort na zijn overlijden werd een stichting opgericht ter nagedachtenis van de regent. De Indische Courant meldde in januari 1922 dat op dat moment al 31 duizend gulden was opgehaald. “De heer Van Dijck, oud-leraar te Garoet – na door het dagelijks bestuur daarvoor te zijn aangezocht -,  ontwierp een monument, dat door de heer Buijs zal worden uitgevoerd en waarvoor voorlopig ƒ 7.000 werd gevoteerd. Verder legt de veearts Kunst een model-gemeenteweide aan in het onderdistrict Sitoeradja, waarvoor ƒ 5000 werd toegestaan. Het resterende kapitaal zal worden aangewend in het belang van de veeteelt.” 

De onthulling van het monument voor de in Mekka gestorven Regent van Soemedang, Pangeran Aria Soeria Atmadja, door Gouverneur-Generaal Mr. Fock [TM-60009968]

Op 25 april van hetzelfde jaar deed de Preanger Bode kond van de onthulling van het monument:

“Soemedang viert feest en met Soemedang verheugt zich de ganse Preanger in de eer bewezen door de Hoogste in den Lande aan de nagedachtenis van een man, die zijn leven heeft gewijd aan zijn volk en heeft gelaten in de dienst van zijn God. Wijlen de Pangeran van Soemedang heeft in zijn leven de traditie van zijn geslacht hooggehouden en met zijn volk, dat hem heeft liefgehad als kinderen hun vader, gedenkt de Hollander in zijn tweede Vaderland, Indië, heden een vorst, die gevallen is als een held in de volheid van zijn roem. Dus had geheel het regentschap Soemedang zich heden gekleed in feesttooi. Vlaggen en bloemen en erebogen langs de weg, die Zijne Excellentie de gouverneur-generaal te volgen had, van Bandoeng tot Soemedang. In de baleh desa sloegen de gamelan-spelers het welkomstlied. Voor de scholen juichten de in feesttooi geklede, met vlaggen wuivende kinderen. En de angklong-spelers schudden uit hun bamboezen-instrumenten de blijde tonen. Boven de groenende bergen stond de blauwe hemel en de zon scheen en verlichtte het heerlijke Preanger-landschap. Zo was de ganse route een blijde inkomstweg! Bij de ingang tot het regentschap Soemedang een keurige erepoort, waaronder de gamelan-spelers opgesteld waren. Bij het militaire kampement een ereboog, even verder een erepoort, met opschrift ‘Uit erkentelijkheid voor de handhaving van het garnizoen’.”

Het moge duidelijk zijn: het was misschien wel méér een gebeurtenis ter ere van gouverneur-generaal mr. D. Fock die het monument zou komen te onthullen, dan ter ere van de overleden Pangerang.

Ontvoogding

De Preanger Bode vervolgde: “Zijne Excellentie was gekleed in crême flanellen colbert met gouden epauletten. Nadat de heren van het Pangeran-comité aan de Gouverneur-generaal waren voorgesteld, begaf deze zich gevolgd door alle genodigden naar de laan, die naar het Pangeran-monument voerde. Maar een waardeerbare hulde werd eerst gebracht door de kinderen der Hollandsch Inlandsche school, die van het Wilhelmus in oude zetting, het eerste couplet en ‘mijn schild ende betrouwen’ onberispelijk tweestemmig zongen. De Gouverneur-generaal bedankte met enkele woorden de leider van de zang, het hoofd der H.I.S., en schreed daarop naar het monument dat midden op de Aloon-Aloon nog onder witte doeken verborgen was. De muziek speelde het ‘Wien Neerlandsch Bloed’ en in stille afwachting stonden de duizenden op het ruime plein rond het monument. Toen betrad de G.G. de brede trappen, die naar het monument voeren. Op de omloop hield Zijne Excellentie stil, onder de pajoeng welke eenmaal het eigendom was van de ontslapene. Links de rijzige figuur van de resident, rechts de assistent resident van Soemedang, de heer De Munninck. Daarachter straf en correct de beide adjudanten. En toen nam, beschaduwd, door die gouden song song, Mr. Fock het woord en zijn stem klonk krachtig over het wijde plein over de hoofden der duizenden.

Het is mij – aldus Zijne Excellentie – een voorrecht, namens Hare Majesteit onze Koningin deze Gewesten regerende, een gedenkteken te onthullen ter ere van de man, die gedurende een halve eeuw zijn land trouw heeft gediend, op niet anders het oog had dan op het welzijn der bevolking en een sieraad was van een geslacht, hetwelk, gedurende twee eeuwen in grote trouw aan het Nederlands gezag verknocht, het heil der Inlandse bevolking heeft gediend, en dat heil steeds voor ogen heeft gehad. Zeven en dertig jaren heeft Pangeran Soeria Atmadja Soemedang bestuurd. Reeds tijdens zijn leven heeft de regering zijn verdiensten meermalen getoond te erkennen. En thans is het ons een voorrecht, zijn nagedachtenis aldus te eren. Wijlen de Pangeran van Soemedang heeft mede de weg bereid tot de ontvoogding, die thans het doel der regering is. De ontvoogding dezer gewesten zal meer en meer plaats hebben en steeds worden uitgebreid. Steeds zal groter deel der bestuurstaak op de bevolking zelf worden gelegd. Aan de regentschapsraden zullen belangrijke bevoegdheden worden toegekend. De ganse bevolking van Nederlands-Indië moet de ontslapene dank weten. Doch Soemedang vooral heeft zeer veel aan de overleden Pangeran te danken. Landbouw en veetelt waren de onderwerpen van zijn voortdurende zorg. De desa-landbouwschool te Tandjoengsari is een tastbaar bewijs van die belangstelling. Hij genoot het vertrouwen der ganse bevolking. Hij was geacht en geëerd om zijn positie, maar meer nog om zijn grote karakter-eigenschappen, Met recht heette hij de Pangeran Sampoerna, ‘de volmaakte’. Het was een gelukkige gedachte van het Pangeran-comité zijn nagedachtenis te vereeuwigen door de stichting van een Pangeranfonds, waaruit tentoonstellingen van landbouw en veeteelt bekostigd kunnen worden. Indië eert zijn grote mannen! De herinnering aan een groot man eert gans een volk. Dit monument zij voor het regentschap Soemedang een gelukkig bezit. Hiermede verklaar ik het onthuld.

Toen vielen de doeken van het monument en het volk juichte.”

Daarna legde de gouverneur-generaal in het voetstuk van het monument een in gouden foudraal gesloten oorkonde, aldus luidende:

“Dit monument werd ingewijd op Dinsdag 25 April 1922 ter herinnering aan Pangeran Aria Soeria Atmadja. Regent van Soemedang, 31 Januari 1883 – 5 Mei 1919 – Ridder van de Orde van den Nederlandschen Leeuw – Officier van de Orde van Oranje-Nassau – gerechtigd tot het voeren van den gouden pajoeng – Begiftigd met de gouden ster van trouw en verdienste – geboren te Soemedeang 11 Januari 1851; overleden te Mekka 1 Juni 1921. Als bewijs van waardering voor zijn uitstekend beleid als bestuurder en van eerbied voor zijn grote gaven als mens. „Wij zijn de kinderen van een zelfden God; een groot gezin; geen kwaad zal ooit ons deren, wanneer, van alle broeders hier op aard, de meest volmaakten over ons regeren. De Pangeran-stichting onder beschermheerschap van Zijne Excellentie den Gouverneur Generaal van Nederlandsch Indië mr. D. Fock. Volgen de namen der comité-leden. Aan de voorkant van het monument staat gebeiteld:

‘Opgedragen aan Pangeran Aria Atmadja, Regent van Soemedang 1883—1919 Geboren te Soemedang, 11 Januari 1851, overleden te Mekka 1 Juni 1921 Onthuld 25 April 1922.’

Aan de achterzijde is het zelfde gedicht gebeiteld dat ook op de oorkonde is vermeld. Het zijn woorden van L. Th. van Haaften.”

De rest van het gebeuren mag bekend worden verondersteld. Het volk applaudiseerde en vervolgens werd door de speciale genodigden in de plaatselijke sociëteit het glas geheven.

De pangeran was daar dus niet meer bij. Híj had zijn graf gevonden in het Heilige Land. Zijn grootste erfenis, het handhaven van het Nederlandse belang, was echter veilig gesteld.

 

Gedenksteen voor de in Mekka overleden Regent van Soemedang Pangeran Aria Soeria Atmadja [TM-33008260]
Gouverneur-Generaal Mr. Fock tijdens de onthulling van het monument voor de in Mekka gestorven Regent van Soemedang, Pangeran Aria Soeria Atmadja [TM-60009967]
Gouverneur-Generaal Mr. Fock tijdens de onthulling van het monument voor de in Mekka gestorven Regent van Soemedang, Pangeran Aria Soeria Atmadja [TM-60009966]
Het monument in 2018 [Google Maps]

 

Plaats een reactie