De economische ontwikkeling van West-Sumatra aan het eind van de 19e eeuw had alles te maken met de vondst van steenkoollagen in Sawahloento en Oembilin. De mede-ontdekker van deze lagen, de jonge mijn-ingenieur Willem Hendrik de Greve (1840-1872), zou later worden geëerd met een monument in Padang.
Over de ontdekking van de kolenlagen in Oembilin schrijft P. de Ruiter in Het Mijnwezen in Nederlands-Oost-Indië 1850-1950 (dissertatie, Utrecht, 2016):
“Evenals bij de ontdekking van tin op Billiton (1850) en de latere olievondst in Noord-Sumatra (1885) het geval zou zijn, was de ontdekking van Ombilin het resultaat van toeval, deskundigheid en volharding, die tezamen uiteindelijk geleid hebben tot een economisch interessante mijn. De Groot maakte in 1858 een verkenningstocht naar de Padangse Bovenlanden, in de gebergteketen Bukit Barisan die de westkust van Sumatra markeert. Hij ontdekte daar een zeer uitgestrekte kolenformatie, gedeeltelijk gelegen aan de rivier de Ombilin. De Groot stelde voor om P. van Dijk te belasten met een vervolgonderzoek en deze kreeg op 30 oktober 1858 de opdracht om onderzoek te doen naar het voorkomen van steenkool rondom de baai van Tapanoeli en kopererts in de Padangse Bovenlanden.133 Voor het koperonderzoek maakte Van Dijk gebruik van een testoventje dat hij stookte met lokale kool die een zeer uitgestrekte, regelmatige uitbreiding scheen te bezitten in westelijke en noordwestelijke richting.134 Hij raadde overigens exploitatie van de kolen af vanwege te voorziene problemen met het transport. Uiteindelijk kreeg De Greve de eer van de ontdekking door zijn latere kartering van het gebied, samen met R.D.M. Verbeek. Zij stelden vast dat het hier om een kolenvoorkomen van zeer grote omvang ging. Ook deed De Greve gedegen onderzoek naar de transportmogelijkheden, vaak de bottleneck van commerciële winning van steenkool. Aan de bouw van de mijn is geen specifieke naam verbonden. De ontdekking kan dus aan tenminste drie personen worden toegeschreven en dan tellen we de landmeters, de opzichters en de vele anderen die een onmisbare bijdrage hebben geleverd aan het gehele proces niet mee. Ten onrechte wordt De Greve als ‘de’ ontdekker beschouwd, maar zijn bijdrage aan het ontwikkelingsproces is wel groot geweest. Het is tragisch dat hij tijdens zijn onderzoekingen naar de transportmogelijkheden van de te produceren steenkool is verdronken.”

Het Bataviaasch Handelsblad van 2 mei 1887 over het ongeluk van De Greve:
“Ingenieur De Greve begon met het onderzoek van de bovenloop der rivierdalen, oostelijk van het kolenveld gelegen. Bij het opnemen van de stroomloop van een dezer bovenrivieren had bij zich laten vastbinden in een sloep, ten einde de handen vrij te hebben voor waarnemingen. De sloep werd driftig en kapseisde. Vastgehouden zijnde, kon de Greve zich niet losrukken en verdronk, terwijl de bemanning van het vaartuigje zich redde.”
Door ´vrienden en vereerders´ werd voor De Greve in Padang een gedenkteken opgericht. Het Bataviaasch Nieuwsblad van 13 juli 1878 over dit monument:
“Wij lezen in het Dagblad van Z.H. en ’s Gravenhage: Op den 22e oktober 1872 werd aan het mijnwezen in onze Overzeesche Bezittingen een gevoelige slag toegebracht door het verlies van een zijner bekwaamste ingenieurs, den heer W. H. de Greve – zoon van de onlangs ontslapen president van de Hoge Raad der Nederlanden – die op een wetenschappelijke tocht in de binnenlanden over boord viel en verdronk. Algemeen werd in Indië dat verlies betreurd, en al spoedig vormde zich een commissie om de nagedachtenis van die man te vereeuwigen, door te Padang een gedenkteken op te richten.
Ter weerszijden van deze inscripties ziet men twee nederhangende flambouwen; daarboven, en medaillon, het geslachtswapen, omgeven door een klimoptak en sterren, en er onder de attributen van het ingenieurswezen, een gekruiste hamer en houweel. Een en ander rust op een onderstuk van gepolijst zwart marmer en zal geplaatst worden op een hardstenen voetstuk. Het geheel is 6 meter hoog en 2 meter breed en doet ontwerper, zowel als vervaardiger, alle eer aan.”
Dat laatste klinkt erger dan het was, want het bedoelde grasveldje werd nadien niet meer voor terechtstellingen gebruikt. Het ‘ware kunststuk van steenhouwerij´ werd waarschijnlijk in 1880 onthuld, alhoewel we hier geen absolute zekerheid over hebben. Van deze onthulling ontbreekt een verslag.
De laatste foto die van het monument bekend is, is van 1935. Het ereteken voor De Greve is waarschijnlijk in de jaren ’40 vernield.
x
Technische gegevens
Monument: W.H. de Greve
Locatie: voor de Java Bank, park aan de Grevekade, Padang
Onthulling: 1880 (vermoedelijk)
Opdrachtgever: vrienden en vereerders (particulier)
Ontwerp: onbekend
Uitvoering: L.F.A. Benoist, ´s-Gravenhage
Duur: onbekend, vermoedelijk vernietigd tijdens jaren ’40
x
Bronnen
Bataviaasch Handelsblad, 13 juli 1878
Bataviaasch Handelsblad, 8 december 1879
Sumatra Courant, 19 januari 1884
Bataviaasch Handelsblad, 2 mei 1887
P. de Ruiter, Het Mijnwezen in Nederlands-Oost-Indië 1850-1950 (dissertatie, Utrecht, 2016)
Foto´s van monument: Tropenmuseum en KITLV
x


Één reactie Voeg uw reactie toe