
´s Lands Plantentuin in Buitenzorg, ingericht in 1817, werd in de 19e eeuw geleid door vijf botanisten van naam en faam. Ten minste vier van hen kregen na hun dood erkenning voor hun werk door een monument of gedenksteen. Als stichter van de tuin, in 1817, wordt beschouwd Caspar G.C. Reinwardt. Van hem staat een monument in de plantentuin. Voor zover bekend heeft zijn opvolger Carl L. Blume (1823-1826) geen dergelijk ereteken mogen ontvangen. De derde, Johannes E. Teijsmann (1831-1869), daarentegen weer wel.
Wie was Teijsmann? De Preangerbode van woensdag 10 September 1919 deed verslag van een lezing over de geschiedenis van de Plantentuin:
“Toen Blume in 1826 tot herstel van gezondheid naar Europa vertrok, bleef wegens toen ingevoerde bezuinigingen de Plantentuin zonder wetenschappelijk toezicht achter. Tien jaren werd de tuin vergeten. Een Frans onderzoeker kreeg zelfs van de toenmalige Gouverneur-Generaal toestemming om uit de tuin mee te nemen, wat van zijn gading was.
In het laatst van deze periode kwam J.E. Teysmann als tuinman naar Indië. In 1831 werd hij tot hortulanus aan ’s Lands Plantentuin benoemd. Hij is de grondvester van de tuin in zijn tegenwoordige toestand. Hij zag al spoedig in, dat de hulp van een wetenschappelijk onderlegd botanicus nodig was. Op zijn verzoek werd een jong geleerde, Justus Carl Hasskarl, naast hem aan de tuin geplaatst. Al spoedig bleek, dat de verhouding tussen die twee te wensen overliet. De regering, een botsing voorziende en willende voorkomen, stelde boven beiden een hoofdambtenaar aan en wel …een officier, den intendant van den G.G. De tuin werd nu beschouwd als een stuk van de tuin van den Gouverneur-Generaal. Teymann, een Friese stijfkop, kreeg al spoedig kwestie met den intendant en deed, wat hij wou. Zijn doel was een systematisch ingerichte tuin te maken. Daartoe moesten hier en daar bomen worden omgekapt. Zo werd door hem bevel gegeven enige Ficusbomen om te hakken. Na de eersten boom kwam van de intendant bevel het kappen te staken. Teymann antwoordde niet, maar liet de volgende dag een tweede boom vellen. De G.G., woedend, ging zelf naar Teysmann en vroeg: ‘Wie is nu eigenlijk de baas in den tuin, jij of ik?’ Hierop volgde het prompte antwoord: ‘Ik, natuurlijk, zolang als Uwe Excellentie mij niet ontslaat.’
In Nederland aangekomen, richtte Blume met Von Siebold de Wetenschappelijke Vereniging tot aanmoediging van den Tuinbouw op. Hij wist te bewerken, dat de invoer van vreemde planten in de tuin, die volgens hen schade aan de maatschappij toebrachten, werd verboden. Hij wist zelfs gedaan te krijgen, dat bevel gegeven werd de planten van waarde naar Leiden over te brengen. Teysmann kreeg hiertoe het bevel, doch stoorde zich daaraan niet. Met een tweede bevel werden hem uit Leiden kisten toegezonden, ingericht voor het vervoer der gevraagde planten. Als enig antwoord vermeldde Teysmann in het jaarverslag de ontvangst der kisten met zijn hartelijke dank aan de gevers. De tuin was intussen te klein geworden. De catalogus telde reeds 10 000 nummers. Ofschoon het warme vochtige klimaat van Buitenzorg zich uitstekend leende voor de groei van verschillende gewassen uit de warmere luchtstreken, wilden de planten uit Europa, Japan, Siberië en Amerika er toch slecht gedijen. Er werden dus op de hellingen van de Gedeh tuinen aangelegd te Tjipanas, Tjibodas, Kadangbadak en op de top. Hier werden o. a. aardbeien, appels, peren, eiken en beuken aangeplant. Resten hiervan zijn op de top nog te vinden, zoals aardbeien, die echter zeer klein blijven en een beukeboom van ongeveer een meter hoogte. In 1860 werd de Plantentuin als zodanig hersteld. Teysmann had succes en nam in 1869 zijn ontslag. Hij werd benoemd tot inspecteur-honorair van de cultures, bereisde als zodanig bijna alle gewesten van Indië en leverde waardevolle bijdragen voor de Plantentuin. Hij overleed te Buitenzorg in 1882.”
“Bij de plechtige onthulling van het monument, opgericht ter nagedachtenis van wijlen de heer J. E. Teijsmann, herdacht dr. van der Burg in een fraaie rede de verdiensten van de heer Teijsmann en bracht hulde aan de ontwerper van het gedenkteken, de ingenieur Ruijs. Het monument bestaat uit een afgeknotte piramide van rood graniet, staande op een zwarte basis. Met gouden letters is aan de noordzijde de inscriptie aangebracht: ‘Ter herinnering aan Johannes Elias Teijsmann’, en aan de zuidzijde: ‘Z’n vrienden in 1884’. Dr. Treub besloot de plechtigheid met een passend woord, terwijl gedurende de onthulling de militaire muziek zich van tijd tot tijd deed horen.”
x
Technische gegevens
Monument: Gedenknaald J.E. Teijsmann
Locatie: Plantentuin, Buitenzorg
Onthulling: 1885
Opdrachtgever: ´Zijn vrienden´ (particulier)
Ontwerp: ing. Ruijs
Uitvoering: onbekend
Duur: het monument staat nog steeds op zijn oorspronkelijke plaats
x
Bronnen
Bataviaasch Handelsblad, 18 december 1882
De Locomotief, 9 september 1885
Preangerbode, 10 september 1919



