Een erfenis, Madioen, 1928

Op 3 maart 1928 verscheen in de Indische Courant het volgende bericht onder de titel ‘Een zonderling testament’:
“Donderdagmiddag werden de ingezetenen van Madioen opgeschrikt door de mare, dat mejuffrouw Manuel plotseling was overleden. De ontslapene was een ietwat excentrieke vrouw, en algemeen bekend als Mary Manuel. Zij bewoonde een diep in een dicht begroeiden tuin gelegen huis aan de Residentslaan, geheel alleen, zonder bediende of huisgenoot. Nu had wijlen mej. Manuel sinds enige jaren bij een dame een abonnement voor eten, dat elke dag omstreeks twaalf uur door een katjong werd bezorgd. Als de volle etensdrager werd gebracht, werd de schone weer meegenomen.

woning te Madioen
“Ze troffen haar aan, levenloos, in die grote lege woning.”

 

Den 29ste nu, had de knaap als gewoonlijk het eten op de tafel in de achtergalerij gedeponeerd, doch vond niet, als gewoonlijk, de lege rantangs. Dus kreeg mej. Manuel de 1ste maart haar portie in een reserve-etensdrager toegezonden, doch wie schetst de verbazing en schrik van den katjong, toen hij het eten van den vorige dag onaangeroerd vond. Weliswaar stonden de deuren open, en waren de ramen slechts op een kiertje na gesloten, maar de knaap sloeg de angst zo zeer om het hart, dat hij het raadzamer achtte, zijn meesteres te waarschuwen. Deze kwam dan ook, trad het huis binnen, begaf zich naar de kamer van mej. Manuel, om slechts haar lijk aan te treffen, in kennelijke staat van ontbinding. Onmiddellijk is toen de politie gealarmeerd; het hoofd van plaatselijk bestuur, politie, medicus, agent der Wees- en boedelkamer, allen waren spoedig daarna in het sterfhuis gearriveerd. Men kon slechts de dood constateren.”

Het testament

Mejuffrouw Manuel bleek een natuurlijke dood te zijn gestorven. In een lade van de wastafel werd haar testament gevonden, opgemaakt door een notaris uit Ngawi. Een ‘zonderling’ testament, aldus de krant:
“De gehele erfenis, met uitzondering van een legaat, wordt aan de gemeente Madioen nagelaten, onder voorwaarde, dat: ad 1: de gemeente voor de begrafenis zorgt en de gemeenteraadsleden de overledene vergezellen zullen naar haar laatste rustplaats; ad 2: op de plaats, waar thans haar woonhuis staat, een schouwburg zal worden gebouwd, uit de eveneens door haar nagelaten bare fondsen, naar schatting twintig mille bedragende; ad 3: dat vóór in het gebouw een gedenkplaat aan de schenkster zal worden aangebracht, terwijl binnen in de toneelzaal een levensgrote beeltenis zal moeten worden gehangen als blijvend aandenken; ad 4: dat van de huur van het theatergebouw en het mede tot de nalatenschap behorende perceel, waarin thans de huishoudschool is ondergebracht, de belasting, verponding en andere lasten worden bestreden, en eventueel een reservekapitaal voor den schouwburg wordt gevormd; ad 5: de opbrengst der vendutie van de juwelen worden besteed voor een grafmonument, volgens bepaald aangegeven model, en geplaatst op de laatste rustplaats van haar en haar moeder.”
Zou de gemeenteraad niet aan de gestelde voorwaarden voldoen, dan verviel de nalatenschap aan het rooms-katholieke weeshuis. Echter ook in dát geval golden de zelfde voorwaarden, met uitzondering van punt 1. Mocht ook het weeshuis niet aan de gestelde voorwaarden kunnen voldoen, dan verviel de gehele erfenis aan een stiefbroer van de overledene, de hoofdambtenaar MacLeod Manuel te Bandoeng. Tot executeur-testamentair waren benoemd de pastoor van Madioen en de voorzitter van de gemeenteraad. De gepensioneerde opzichter-machinist Manuel, een neef, kreeg een legaat van duizend gulden met de verplichting, dat hij nauwlettend toezag op een correcte uitvoering van de wilsbeschikking.
“Een eigenaardig testament dus”, schreef de Indische Courant, “zij het niet onverwacht, want de inhoud was reeds lang voor het verscheiden aan enige personen bekend. De vraag is nu, of de gemeenteraad de nalatenschap zal aanvaarden. Doet het college dit niet, dan verspeelt het een gift van om en nabij de tachtig mille. Een ton dus bijna, opeen kleinigheid na, geheel ten faveure van het algemeen belang.”

Wie was Mary Manuel?

Uit de volgende berichten bleek hoe zeer de lokale bevolking opeens interesse had in het voorval. Wie was eigenlijk Mary Manuel?
“De overledene, Mary Manuel, was een ietwat zonderlinge vrouw. Zij was wel verre van onbemiddeld, bezat een mooi herenhuis op het gunstigste punt der stad, bewoonde zelf een huis, behorende bij een prachtig perceel, zij het dan ook, dat bedoeld erf grenzeloos verwaarloosd was. Geheel alleen, zonder enige hulp van familie, kennissen of bedienden, woonde zij daar, onbeschrijflijk zuinig, op het gierige af, zichzelf elk comfort ontzeggend, en alleen toegevend aan haar enige liefhebberij: de bioscoop. Zij woonde iedere voorstelling bij, gekleed in de mode van een halve eeuw geleden: sleepjapon met hoog keurslijfje. Ook een piano had de overledene, en vaak hoorden de omwonenden in het holst van den nacht uit het huis, waar slechts een karig licht brandde, plotseling muziek opklinken…”
Haar liefde voor de kunst, zo werd verondersteld, moet toch wel het hoofdmotief zijn geweest voor de schenking. Ze was een regelmatig bezoeker geweest van de zogenaamde Kunstkringvoorstellingen in de Apollo Bioscoop, maar was later met deze Kunstkring gebrouilleerd geraakt. Het was haar gewoonte om ruim voor de aanvang van de voorstellingen in het theater te arriveren, en dan een hele rij stoelen voor zich alleen te eisen door daarop een tas, een sjaal, een pajong, een hoed, weer een sjaal en nog wat andere artikelen te deponeren. Toen daar uiteindelijk iets van werd gezegd, ontstond ruzie.
Mary liet zich niet de kaas van het brood eten. Meermalen had ze met de gemeente ook in de clinch gelegen over gemeenteverordeningen met betrekking tot de bestemming van haar erf.
Juist door dit karakter van haar was bij sommige gemeenteraadsleden sprake van knarsetanden. De verplichting om haar naar haar graf te dragen werd gezien als de wens van iemand die persé het laatste woord wilde hebben. Ze achtten de voorwaarde eigenlijk onacceptabel, maar ja, door zó iets onnozels een forse erfenis verliezen?

Gemeenteraadsvergadering

Bij de beslissing moest haast worden gemaakt, want mejuffrouw Manuel was al een paar dagen dood. Een speciale ingelaste openbare raadsvergadering moest uitkomst bieden.
“De voorzitter, assistent-resident De Man, wees op de tegenzin die zich reeds dadelijk na bekendmaking van enige leden had meester gemaakt. Zij achtten het niet in overeenstemming met het prestige van den gemeenteraad om een persoon, die haar gehele leven diezelfde gemeente onnoemelijk veel hoofdbrekens heeft bezorgd, bij haar sterven zulk een officieel eerbetoon te bewijzen, alleen omdat zij de gemeenschap in haar testament had bedacht. Wilde de overledene dat eerbetoon op die wijze betalen? Anderzijds waren er leden, die aanvoerden, dat mej. Manuel misschien met haar schenking al het ongerief heeft willen goedmaken, en in de overtuiging, dat niemand anders haar naar haar graf zou vergezellen, de voorwaarde heeft gesteld, dat althans de gemeenteraadsleden, zijnde vertegenwoordigers der door haar bedachte gemeenschap, voor en namens die gemeenschap, haar de laatste eer zouden bewijzen. Daarin stak toch geen belediging, want niemand wil zelfs bij zijn dood openlijk beschouwd worden als iemand die niet meetelde in het leven.”
Na een bestudering van de juridische consequenties, en aandringen van de voorzitter, zwichtte uiteindelijk het laatste gemeenteraadslid, ‘in het algemeen belang’. Deze gunstige wending bracht een merkbare opluchting teweeg. Onder het in grote getale aanwezige publiek werd een collecte gehouden voor een grafkrans.

De begrafenis

De volgende morgen werd mejuffrouw Manuel ter aarde besteld.
“Reeds vroeg was het voor het sterfhuis een drukte van belang. Drommen Inlanders stonden en zaten op de komende dingen te wachten, bloemen werden aangebracht, tot verwondering van het publiek. Om half elf arriveerde de lijkwagen en successievelijk kwamen ook de belangstellenden: de resident, de assistent-resident, de gemeenteraad au grand complet. Enige ingezetenen schaarden zich in de stoet, die veel bekijks trok. De lijkbaar was bedekt met een zevental kransen, waaronder een van de gemeenteraad, enige van de ingezetenen, en één van het Indisch Europees Verbond.

Madioen_graf Mary Manuel
“Hier rusten Mary Emmy Jozephine Manuel en haar moeder Elisabeth Jensen”

Op de dodenakker hadden zich reeds een aantal belangstellenden verzameld, zodat Mary Manuel toch nog een begrafenis heeft gekregen, zoals zij het misschien in haar stoutste dromen niet heeft kunnen denken. Het oudste gemeenteraadslid sprak een dankwoord, er werden bloemen gestrooid. Het enige familielid, de gepensioneerde opzichter-machinist Manuel, die bij de laatste wilsbeschikking was aangewezen om toe te zien, dat de voorwaarden stipt ten uitvoer werden gebracht, was niet aanwezig.”
De Indische Courant besloot met de gedragen woorden: “De as van mej. Manuel is bijgelegd in den kelder, waar ook haar moeder rust. God hebbe de ziel van deze beklagenswaardige vrouw, die met haar rijkdom aan aardse goederen nog armer was dan de armsten.”
Mary Manuel werd begraven zoals zij dat gewenst had. Haar graftombe was zoals aangegeven: gemaakt van gepolijst zwart gespikkeld graniet. Het droeg een zuil met daar bovenop een gesluierde urn, en had het eenvoudige opschrift: “Hier rusten Mary Emmy Jozephine Manuel en haar moeder Elisabeth Jensen.”

Het theater

Madioen_schouwburg
De schouwburg in Madioen

Een half jaar na de dood van Mary werd de erfenis aan de gemeente toegewezen. Om te voldoen aan de condities van het testament ging de gemeenteraad nu op zoek naar een aannemer. Niet alleen zou op het perceel aan de Residentslaan een schouwburg moeten verrijzen, maar er werden ook plannen gemaakt voor de bouw van een nieuw gemeentehuis. Uiteindelijk viel de keuze voor beide projecten op architectenbureau Fermont en Cuypers uit Weltevreden, Batavia. De kosten van het theater waren iets hoger dan de opbrengsten uit de nalatenschap van mejuffrouw Manuel, reden waarom de regering werd verzocht – in verband met het algemeen belang – af te zien van het heffen van successierechten.
In augustus 1930 werden beide gebouwen in gebruik genomen. Het theater – voornamelijk bedoeld voor bioscoopvoorstellingen – werd ingewijd met een toneelvoorstelling `Het Spookhuis’ van Henri van Wermeskerken, uitgevoerd door een lokale toneelvereniging. In een openingswoord dankte de burgemeester Schotman Mary Manuel voor haar schenking. In verband met de verjaardag van Koningin Emma, werd door het hele publiek om 12 uur nog het „Wilhelmus” gezongen.
In 1937 verscheen in het Soerabaijasch Handelsblad een artikel onder de titel “Hoe de gemeenteschouwburg de naam kreeg van Mary Theater”. We moeten aannemen dat dit de gebruikelijke naam is geweest, alhoewel eerder in de pers ook een foto van het gebouw werd getoond met als onderschrift ‘Cecilia Theater’. Het zijn slechts details. Na de oorlog had het gebouw nog steeds een bioscoopfunctie, en ging het door het leven als ‘Bioskop Lawu’. Rond 2003 werd het gebouw gesloopt om plaats te maken voor een winkelcentrum.

Madioen_Lawu
Bioscoop Lawu

x
x

Nawoord

Over de familiegeschiedenis van Mary Manuel nog het volgende.
De eerste Manuel in Indië, bekend uit de familieverhalen, was vermoedelijk een Portugees en woonde in Midden-Java. Hij had een dochter en twee zoons. De dochter trouwde met de bekenden Dorrepaal in Semarang, de stichter van de Dorrepaalsche bank, waarvan het faillissement vele Vorstenlandse landhuurders in moeilijkheden bracht. De zoons, August en Karel, gingen naar Nederland. Hun vader was een bemiddeld man. Karel studeerde in de rechten en kwam naar Indië terug; hij is de stichter van de andere tak. August bleef in Nederland en trouwde met mej. Mac Leod, een tante van de latere vice-admiraal. Zijn zwager Dorrepaal haalde hem echter over naar Indië te komen, bewerende dat hij met zijn kapitaal beter hier dan daar kon leven. Boven had hij een pracht van een land voor hem te koop. August kocht van zijn zwager het land Djongrangan in Solo met het gevolg dat hij al zijn geld kwijt raakte, want het land bleek volkomen uitgemergeld. Hij werd een arm man, doch hij werkte zich er weer boven op. Hij werd aannemer bij de aanleg van de spoorwegverbinding tussen Madioen en Solo. Zo vestigde de familie Manuel zich in Madioen, waar het huis gekocht werd, dat nu de gemeenteschouwburg is.
De heer August Manuel, gehuwd met mej. G. Mac Leod, kreeg een zoon, Josef August. Uit diens huwelijk met mej. Elisabeth Jensen is te Solo in 1868 Mary Manuel geboren. Het huwelijk werd door echtscheiding ontbonden en de heer Manuel trouwde achtereenvolgens met Koosje Logeman, die stierf, met mej. E. Bodemeijer, die ook overleed en de zoon Joseph August Mac Leod Manuel naliet, en met mej. Ambrosia Nettekoven. Deze werd zonder kinderen zijn weduwe. De grootvader A. Manuel overleed in 1889, waarna zijn weduwe te Madioen bleef wonen. Zijn zoon Josef August woonde in zijn laatste levenslaren te Modjosari, doch stierf in het huis zijner moeder te Madioen in 1902. Een jaar later overleed de grootmoeder, waarna haar kleinkind Mary, die met haar moeder te Solo woonde, het huis erfde. Mary´s moeder stierf in 1917. Mary bleef alleen achter in het grote huis. Naar men zegt is zij ooit verloofd geweest met een arts uit Solo, maar deze zou haar in de steek hebben gelaten. “Dat zij eens bemind geworden is”, schreef later het Soerabaijasch Handelsblad, “lijkt ons alleszins mogelijk na beschouwing van een portret dat van haar op 21-jarigen leeftijd is gemaakt. Een vriendelijk gezicht, een goed figuur, volslank zoals de Duitsers ‘t complimenteus zeggen, niet groot, een aardige verschijning. Het portret, dat van haar aan de ingang van de schouwburg hangt geeft echter een anderen indruk.” (Soerabaijasch Handelsblad, 7 juli 1937)

Plaats een reactie