Op 10 mei 1937 overleed te Koetaradja de bekende ‘Amboneesche Godsdienstleeraar’ Izaak Thenu. Zijn levensloop, evenals die van zijn katholieke collega pastoor Verbraak, was onlosmakelijk verbonden met de Atjeh oorlog. “Dominee en soldaat was hij, zij het dat zijn wapenen niet bestonden uit klewang en karabijn, doch uit woord en daad,” schreef het Indisch Militair Tijdschrift. “Prediker bij de gratie Gods droeg hij met recht den eerenaam van Soldatendominee.” Hij nam deel in 1898 aan de Pidië-expeditie, in 1899 aan de expeditie naar Geudong, en in 1901 aan de Salamanga-expeditie. In 1901 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Reeds een maand na zijn overlijden werd op initiatief van de kolonel der infanterie G.F.V. Gosenson een Ds. Thenu Huldefonds opgericht met als doel gelden in te zamelen onder de militairen en burgers, ter plaatsing van een eenvoudige graftombe op het graf te Peutjoet, met inscriptie, en een bronzen borstbeeld, vóór de protestantse kerk van Koetaradja.
De bijdragen waren ruim voldoende voor de verwezenlijking van het doel. Op het graf werd een inscriptie aangebracht, met de bijbelwoorden van Job 4:3: “Zie, gij hebt velen onderwezen, en gij hebt slappe handen gesterkt.”
Voor het borstbeeld werd een opdracht verstrekt aan de in Nederland bekende beeldhouwer Bon Ingen-Housz, docent aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, en in Indische kring bekend van zijn bijdrage aan het grafmonument van Van Heutsz in 1927. Uit de snelheid van de vervaardiging mogen we afleiden dat ruim voldoende geld was ingezameld, en dat de beeldhouwer voldoende afbeeldingen van de overledene had om een gelijkend portret te boetseren.
Op 23 maart 1938, minder dan een jaar na het overlijden, werd het monument voor Thenu in Koetaradja onthuld. Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië schreef : “Heden heeft op het voorplein van de Protestantse kerk onder zeer grote belangstelling de onthulling plaats gehad van het monument voor de soldaat-dominee Thenu. De onthulling geschiedde door zijn weduwe. De voorzitter van het huldigingscomité majoor Doup hield een herdenkingsrede, die beantwoord werd door de voorzitter van de kerkeraad, ds. Van Wyck-Jurriaanse. Hierna voerde de resident het woord namens de burgerij van Atjeh, vervolgens de gewestelijk militaire commandant Gosenson namens het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger, terwijl ook verschillende Ambonese sprekers het woord voerden. Tijdens de plechtigheid werd koraalmuziek gespeeld, terwijl ook een zanghulde werd gebracht. Kolonel Gosenson legde namens het leger een zilveren krans bij het gedenkteken, waarna verdere kransleggingen plaats hadden. De plechtigheid, welke diepe indruk maakte, werd besloten met een défilé van de deputaties.”

Het Indisch Militair Tijdschrift voegde daar later nog aan toe: “Het monument was niet nodig om deze grote en toch zo diep eenvoudige man te doen voortleven; dit is ook niet de bedoeling geweest. Het is echter een symbool van hetgeen overtuiging vermag en dus van de grote betekenis van de macht dier overtuiging. Wij eindigen met de woorden, welke op het monument in brons zijn geboekstaafd:
Soldaten-dominee
Iz. Thenu
1894-1937
Woorden, die in hun diepe eenvoud deze grote man volkomen typeren.”
Verdere gegevens van het monument ontbreken. Volgens een artikel in het Archeologie Magazine zou het na de oorlog, samen met dat van pastoor Verbraak, op de begraafplaats Peutjoet terecht zijn gekomen.
Bronnen
Het Nieuws van den dag voor NI, 23 maart 1938
Indisch Militair Tijdschrift, 1 juli 1937, 1 mei 1938 en 1 april 1940
https://isgeschiedenis.nl/longreads/op-peutjut-ligt-de-geschiedenis-van-de-atjeh-oorlog-begraafplaats-als-symbool-van-een-eeuw
