FORT DU BUS. Naam van de versterking, waarin de eerste Nederlandse nederzetting op Nieuw-Guinea was gelegerd. Ze werd opgericht in 1828 en was gelegen bij Lobo aan de Tritonbaai op de Zuidwestkust van het eiland op 3° 43′ 30″ Z.B. en 134° 15′ 41″ O.L. Die nederzetting geschiedde om tegenover de andere Europese mogendheden feitelijk het bezitsrecht te tonen op het westelijk deel van Guinea. De treurige lotgevallen van de bezetting van het Fort du Bus zijn uitvoerig beschreven in A. Haga, Nederlandsch Nieuw-Guinea, 1884. Deel II. (Beknopte encyclopædie van Nederlandsch-Indië,1921)
Uit A. Haga, Nederlandsch Nieuw Guinea en de Papoesche eilanden (1884):
“De traktaten tussen Engeland en Holland van 1814 en 1824 hadden ons bezitrecht op westelijk N. Guinea weliswaar onaangetast gelaten, maar toen er van nieuws geruchten liepen van een vestiging der Engelsen op de zuidkust—geruchten die eerst in onze dagen bewaarheid stonden te worden — wist de gouverneur der Molukken, Merkus, de Regering te bewegen om in stede van letters voor een traktaat ditmaal eens stenen voor een fort te doen aandragen. In 1828 zeilden twee schepen, de Triton en Iris van de rede van Amboina uit, met een regeringscommissaris, een wetenschappelijke Commissie en een detachement militairen aan boord. Na veel zoeken vond men eindelijk een plaats, Lobo genaamd, aan de voet van de berg Lamentjiri, die men voor de oprichting van een etablissement geschikt achtte. Op de 24 Aug. werd daar de proclamatie voorgelezen, waarbij namens de koning der Nederlanden bezit werd genomen van de kust van N. Guinea van de 141e graad O.L. tot aan de kaap de Goede Hoop op de noordkust.
Aan het opgerichte fortje werd de naam van Du Bus gegeven (naar de Commissaris Generaal de Bus de Ghisignies) en aan de landstreek die van Lobo of Merkusoord.
Daarop werd de Nederlandse vlag gehesen, een saluut van 21 schoten gegeven, het proces verbaal getekend, enige hoofden aangesteld en met een acte van benoeming zomede met een rotting met zilveren knop beschonken, terwijl de proclamatie het volgend jaar in de Nederlandse Staatscourant gepubliceerd werd.

De namen der beide schepen Triton en Iris werden gegeven respectievelijk aan de baai en de straat waaraan het nieuwe etablissement was opgericht. Reeds na 1 jaar echter bleek welk een zware verantwoordelijkheid de natuurkundige commissie op zich geladen had, die de streek voor gezond had verklaard in de toen reeds heersende ziekten als het uitsluitend gevolg van de gedane bosuitkappingen.
Een gezonde versterking vond de officier commandant, de chirurgijn en ettelijke militairen overleden, het fort onder bevel van een korporaal, de palissaden vermolmd of weggerukt, de magazijnen ontramponeerd, de tucht onder de bezetting verdwenen.
Nadat hierin zo goed mogelijk was voorzien en de Iris, die de remplaçanten had overgevoerd, weder was vertrokken, werd het fort al spoedig door de Cerammers aangevallen, die op die kusten handeldreven, en in de vestiging van een fort een verkorting hunner rechten zagen. Wel is waar werden die aanvallen afgeslagen, maar de toestand bleef zorgelijk: herhaalde evacuaties en sterfgevallen dunden het klein kuddeke. Een Italiaans reiziger, die met een der Hollandse transportschepen de reis meemaakte, beschrijft het fort als klein, de streek als bosrijk, de inwoners op de laagste trap van beschaving staande, en de toestand der bezetting, in een land dat niets voortbracht, honderden mijlen van Amboina, onder een koortsopwekkend klimaat, afhankelijk van wat hun gezonden werd – al deerniswaardig. Soms leefde men er als aan boord van een schip op gezouten spek en vlees: de zware regens teisterden gestadig de gebouwen en de ziekten niet minder de lichamen der kolonisten. Een overplaatsing van de Molukken naar Merkusoord gold al spoedig voor een doodvonnis. Reeds voorlang was door een commissie uitgemaakt, dat de ongezondheid voornamelijk te wijten was aan de moerasdampen van een oostwaarts zich bevindende riviermond en van het dichtbij zijnde bos, terwijl de weersgesteldheid zo veranderlijk was, dat men in één etmaal een verschil had van 22°. Het duurde echter tot 1836 alvorens uitvoering gegeven werd aan een koninklijke resolutie tot opheffing van het fort. Twee schepen werden daarop met de blijde boodschap uitgezonden; binnen acht dagen waren de gebouwen en de versterking geslecht, de goederen ingescheept en weldra zetten de laatste offers van een verkeerd regeringsbeleid te Amboina voet aan wal.”
In de fotocollectie van het Tropenmuseum bevindt zich een zeer kleine afbeelding (6 x 6 cm) van een monument te Fort du Bus. Het bijschrift luidt: “Het monument te Lobo opgericht ter nagedachtenis van de gestorven militairen van fort Du Bus bij de nederzetting Merkusoord.” De foto, waarop naast het monument twee Europese vrouwen, een kind en een rokende Papoea in een soort plastic regencape en met een witte marinepet, zou zijn genomen in 1952.
We weten niet wanneer het gedenkteken werd opgericht. Mogelijk bij het opheffen van de vestiging in 1836?
Volgens een recente video op Youtube staat het er nog steeds.
Bronnen:
Haga,A, Nederlandsch Nieuw Guinea en de Papoesche eilanden (1884)
YouTube, Trip to Papua, part I. Zie ca. minuut 14.20 e.v.
Het monument bestaat nog steeds. Kijk maar in deze YouTube-video: https://youtu.be/DvJHFHbH568?t=859
LikeLike
Geweldig! Bedankt!
LikeLike