Over de Lombok-oorlog in 1894 is al veel geschreven, zó veel dat ik hier het verhaal achterwege laat. Verwezen kan worden naar een samenvatting op Wikipedia: een verhaal van macht tegen macht, waarbij misvattingen verschrikkelijke gevolgen hebben, en de uiteindelijke winnaar, hoe kan het anders, de partij is die het grootste militaire potentieel heeft. De Nederlanders, dus.

Tijdens de zogenaamde Eerste Lombok-expeditie, van juni-augustus 1894, viel aan Nederlandse zijde een honderdtal doden, waaronder generaal-majoor P.P.M. van Ham. Medio augustus had hij nog onderhandeld met zijn tegenstanders; een verrassingsaanval van deze laatsten op 25 augustus werd hem fataal.
Batavia stuurde hierop een nog grotere legermacht. Een tweede Lombok-expeditie werd beëindigd op 24 december 1894. De totale verliezen bij beide expedities aan Nederlandse zijde bedroegen 172 doden en 715 gewonden. Na de strijd stierven nog eens 246 man aan uitputting. Van het aantal omgekomen of gewonde dwangarbeiders aan Nederlandse zijde zijn geen cijfers bekend.
Dit laatste mag bijzonder heten, maar was het niet. Dwangarbeiders telden alleen in leven.
Bij Koninklijk Besluit kregen in april 1895 alle militairen die tussen 26 juni en 24 december 1894 meegedaan hadden aan de Lombok-Expeditie het Lombok-kruis uitgereikt, dat vervaardigd werd van het op de Lombokkers veroverde bronzen geschut.
Natuurlijk moesten de slachtoffers van de strijd óók op de een of andere wijze worden geëerd.
Uit de pers:

“Een soldatenvriend bespreekt in de Java-Bode het denkbeeld, dat hij onlangs door een officier hoorde opperen, om zowel in Nederland als in Indië geld bijeen te brengen tot het oprichten van een gedenkteken voor de op Lombok gevallen militairen van allen rang of stand.
Hij meent dat tegen het verwezenlijken van dat denkbeeld geen overwegende bezwaren bestaan. Gedachtig aan het spreekwoord, dat eenvoud het kenmerk van het ware schone is, moet het gedenkteken bestaan uit een slanke, onopgesmukte naald, welker zijden plaats aanbieden om de namen der gesneuvelden te bevatten. Een dergelijke naald op Lombok, te Batavia en te Amsterdam geplaatst en door een eenvoudig hek omringd, zou aan alle eisen voldoen. (het werd alleen gerealiseerd te Lombok – KM)
Op Lombok zou hij het gedenkteken op zijne plaats achten, omdat alle gesneuvelden of later aan hunne wonden bezwekenen een zeer primitieve laatste rustplaats hebben gevonden.
De gedenktekens te Batavia en Amsterdam opgericht, zouden ongetwijfeld strekken om in de koloniën en het moederland de herinnering levendig te houden aan de velen, die in het jaar 1894 goed en bloed voor het vaderland veil hadden en ten nutte van de algemene zaak hun leven op het slagveld lieten. Daarom hoopt hij, dat het niet bij een plan blijft, doch spoedig tot de uitvoering zal worden overgegaan.”
Drie jaar later vroeg het Soerabaijasch Handelsblad naar de vorderingen. Was het niet zo dat het Nederlandsch-Indische gouvernement een prijsvraag had uitgeschreven voor het beste ontwerp van een dergelijk monument? Zat er enig schot in de zaak?
Weer een jaar later, in november 1899, berichtte de pers:
Een gepolijst granieten obelisk
“Het Indisch gouvernement heeft gelden beschikbaar gesteld om een gedenkteken op te richten voor de gesneuvelden en dit te plaatsen op Lombok. Dit monument is van Amsterdam per s.s. ´Prins Hendrik´ zaterdag verzonden. Het voetstuk bestaat uit 3 treden ter gezamenlijke hoogte van 1 meter en gemaakt van Belgische blauwe hardsteen. Daarop is geplaatst een basement van gepolijst donkerrood graniet met een voetstuk van gepolijst donkergrijs graniet, ter hoogte van 2 meter. In de voorzijde zijn met grote vergulde letters de volgende woorden aangebracht: Eere den gevallenen in den strijd op Lombok, 1894. Aan de beide zijden van dit basement en aan de achterzijde zijn grote, geheel bronzen platen geplaatst, waarop de namen der gesneuvelden geëtst zijn. Op dit basement verheft zich een gepolijst granieten obelisk uit één stuk en van lichtgrijze kleur, ter hoogte van 4 meter en versierd met een bronzen lauwertak en krans, terwijl zich op den top het Lombok-kruis van brons bevindt. Het gehele monument is zeven meter hoog en is uitgevoerd en geleverd door de firma G. S. Serlé te Amsterdam.”
Zó snel ging het nu ook weer niet, want medio 1900 was het nog niet onthuld: “Het Lombok-monument. Wanneer wordt het Lombok-monument nu eindelijk opgericht?”, aldus het Soerabaijasch Handelsblad. “Het materiaal ligt op het strand te Ampenan, enkele delen nog ingepakt, andere stukken reeds zonder enig beschutsel en alles prijsgegeven aan de zee en weer en wind. We eren onze doden al heel slecht.”
We weten niet wanneer, maar moeten toch aannemen dat het monument rond 1900/1901 werd onthuld. Zoals gebruikelijk met ere, maar ook met kritiek. In 1902 liet een ambtenaar in De Locomotief (Semarang) weten dat hij het eigenlijk maar niets vond, deze zuil:

“Ik begaf me naar het Lombok-monument en hoewel ik instinctmatig gehoor gaf aan mijn gevoel van eerbied voor onze gevallen helden door mijn hoofddeksel te laten zakken, kon onmogelijk het koude blok steen een machtigen indruk op mij maken. Gevoelloos en koud waren de namen van onze gevallenen in het marmer gebeiteld, van af de hoogste in rang tot den inlandse fuselier toe met een accuratesse een betere zaak waardig. Het deed me denken aan de portieken bij den ingang van het kerkhof Peutjoet te Atjeh, eveneens een onooglijk gedenkteken.
Een monument moet een verheerlijking zijn van grootse daden of beroemde personen, die in een allegorisch kleed gehuld als een doux souvenir aan ons nageslacht wordt nagelaten. De geschiedboeken zijn er voor om die daden en de namen der personen aan de vergetelheid te ontrukken.”
Om te vervolgen met een suggestie: “Waarom niet het beeld van een vrouw – zij is toch degene, die in de wereld zoveel leed en ellende weet te verzachten – met haar rechterarm zegenend uitgestrekt en op het voetstuk eenvoudig de woorden: ´Eere den gevallenen´? ´Op Lombok´ hoeft er ook niet bij, want onze nazaten zullen wel zoveel begrip hebben, dat wij geen monument op Lombok opgericht hebben voor onze gesneuvelden te Atjeh.”
Misschien was hij een uitzondering. Zo schreef een lezeres van De Indische Courant in 1922: “Van Soerabaja is Lombok met een der boten van de K.P.M, in zeven en twintig uur te bereiken. De passagekosten bedragen eerste klasse vijftig gulden enkele reis per persoon. Men debarkeert te Ampenan en rijdt met een karretje voor vijftig cent naar het hotelletje of pasangrahan te Mataram, hoofdstad van het eiland. De merkwaardigheden van dit historisch plaatsje zijn: De gedenknaald met de inscriptie aan de voorzijde: Eere den gevallenen in den strijd op Lombok 1894. De drie andere inscriptiën bevatten de namen der gesneuvelde officieren en minderen. De gedenknaald staat te midden van een keurig aangelegd en goed onderhouden park. Een dertigtal opgedolven granaten zijn op het kantoor van de controleur te bezichtingen.”
Bij kroonjaren deed het monument dienst bij herdenkingen van de Lombok-oorlog. Zo werd het in 1937 nog bezocht door de gouverneur-generaal.
Het monument, zoals al aangegegeven gelegen in het centrum van Mataram, heeft de tand des tijds niet overleefd, dit in tegenstelling tot het nabijgelegen graf van generaal-majoor Van Ham.
x

Bronnen
Algemeen Handelsblad, 18 maart 1895
Bataviaasch Nieuwsblad, 25 augustus 1898
De Tijd, 29 november 1899
Soerabaijasch Handelsblad, 11 juni 1900
De Locomotief, 10 september 1902
De Indische Courant, 8 november 1922
Soerabajasch Handelsblad, 23 april 1937
x
Hoofdfoto: “Koloniale geschiedenis. 30-jarige herdenking van Tjakranegara op Lombok(1894). Nederlands Indië, 1924.” Spaarnestad[SFA022816093]