Koningin Victoria, Soerabaja, 1899

Het uurwerk, gemaakt door de firma Gillett te Croydon

Uit het Bataviaasch Nieuwsblad, 1 oktober 1897:
“De Engelse ingezetenen van Soerabaja hebben bij gelegenheid van bet jubileum van hun Koningin het plan opgevat aan Soerabaja een klok ten geschenke aan te bieden met toepasselijk opschrift. De klok, die bijna 10 Meter hoog zal worden, op een eenvoudig voetstuk, is volgens de Soerabaijasche Courant reeds in Engeland besteld; op het voetstuk komt de inscriptie: Presented to the town of Sourabaya by the British community in commemoration of Queen Victoria’s Diamond Jubilee 1897. Zij zal de hele en halve uren slaan met voldoende toon, om over een groot gedeelte van de stad te worden gehoord.” 

Twee jaar later schreef De Locomotief:
“Eindelijk dan is de klok, welke ter gedachtenis aan de kroningsfeesten door de Engelse bewoners van Soerabaja aan de stad cadeau is gedaan, gearriveerd. Met het s.s. Telamon, gezaghebber R. Tillotson, is deze klok alhier aangebracht; met het opstellen ervan zal zich geheel belangeloos belasten de heer J.R. Campbell, chef van de firma R.W. Deacon & Co. De klok zal geplaatst worden in de stadstuin, met het front naar de toko de firma Gebr. Pröttel en Co.”
en:
“De Klok, opgesteld bij den Oostelijke ingang van de Stadstuin, te Soerabaja, is nu geheel gereed. (…) Instede van de stad heeft de Stadstuin het geschenk aanvaard en voor zijn rekening zal de klok worden onderhouden. Wij bezitten hier nog geen gemeenten, die rechtspersoonlijkheid hebben, helaas.”

Op 31 augustus 1899 was het dan zo ver. Op de verjaardag van de een jaar eerder gekroonde koningin Wilhelmina, werd de klok overhandigd. De Locomotief schreef: “Een gedeelte van het publiek begaf zich naar de stadstuin, waar een plechtigheid zou plaats hebben, namelijk het overdragen van de door de Engelse gemeente geschonken klok, die p.m. f. 5000 gekost heeft, aan onze veste of liever aan genoemde tuin. Jammer zeker dat een groot gedeelte van het publiek onkundig gebleven was van deze overgave, anders zou de opkomst zeker veel groter geweest zijn. Tegen half negen ongeveer groepeerden zich de consul van Groot- Brittannië, in vol ornaat, en de bestuursleden van de stadstuin met hun dames om de kok, en werd toen het geheel gefotografeerd. Te negen uur verscheen de Resident, waarop de consul, de Heer Warren, het woord nam. Spreker zei dat de Engelsen te dezer stede, gevoelig voor de vriendschap hen ten allen tijde door Soerabaja’s burgerij bewezen, bij gelegenheid van het jubileum van Koningin Victoria in 1897, het plan opperden om aan deze voor hen zo gastvrije stad een blijk van erkentelijkheid te schenken en dat toen besloten werd dat het souvenir een klok zijn zou. Dat toen ook dadelijk daarvoor in Engeland demarches gedaan zijn en men verwachtte dat die klok er nog vóór de troonsbestijging van onze Koningin, verleden jaar, hier kon zijn. Dat zij echter door verschillende omstandigheden eerst kortelings hier aangebracht werd en het heden, ’s Koningins verjaardag, een geschikte gelegenheid was om meer genoemde klok aan het bestuur van de stadstuin over te geven. Nadat spreker nog gewag gemaakt had van de voortdurende goede verstandhouding tussen de Britten en de Nederlanders en van de welwillende wijze waarop het plaatselijk bestuur het geschenk aanvaardde, vertrouwde hij de klok toe aan de directie van de stadstuin. Nu was het de beurt van de Resident om te spreken en in flinke en hartelijke bewoordingen beantwoordde hij de speech van de Heer Warren. Ook de Resident gewaagde van de vriendschappelijke verstandhouding tussen de Engelsen en de Nederlanders en uitte de hoop dat zulks tot in lengte van dagen moge voortduren even als hij hoopte dat de klok immer in een steeds uitmuntende staat moge blijven.
De Resident aanvaardde, als hoofd van gewestelijk bestuur, volgaarne het geschenk, dat ongetwijfeld de band van vriendschap tussen de alhier woonachtige Engelsen en Nederlanders versterken zal. Deze toespraak maakte een diepe indruk bij al de aanwezigen, en toen hij zijn rede eindigde met een leve de Koningin van Engeland en Nederland”, weergalmde de tuin van hoera’s en hoezée’s. De gehele dag door viel een zeer opgewekte stemming waar te nemen en dat menig glas op de gezondheid van onze Koningin geledigd is spreekt van zelf. Hedenavond het galabal in de sociëteit Concordia.”

Genodigden aan de voet van de klok

Enkele dagen later verscheen in het Soerabaijasch Handelsblad een ingezonden brief van een zekere heer Ledeboer:
“Meneer de Redacteur, ’t Was 31 Augustus ’s morgens. Ik reed mar het postkantoor en kwam langs de Stadstuin. Een ophoping van mensen deed me vermoeden er iets bijzonders aan de hand zou zijn en uit louter nieuwsgierigheid hield ik stil. Weldra vernam ik wat er te doen was en wat verschillende heren te horen gaven. Toen alles afgelopen was, werd me het volgende duidelijk: Op Soerabaja, een der hoofdplaatsen van een Hollandse kolonie, is opgericht een gedenkteken, een hulde aan een vreemde koningin, geschonken door Engelsen aan Soerabaja uit dankbaarheid voor de goede ontvangst, hun in ons Indië steeds bereid. Ik kan mij voorstellen dat vreemdelingen het aangenaam vinden goed ontvangen te worden, maar niet waarom die dankbaarheid geuit wordt door een huldeblijk aan hún koningin. Ik had mij voorgesteld dat het nationaal gevoel van de Soerabajanen zich daartegen verzet zou hebben, dat men gezegd zou hebben: Zo gij, Engelsen, er behoefte aan gevoelt ons uw dank te betuigen, laat het dan zijn door huldiging van onze eigene koningin. Zal niet elk rechtgeaarde Hollander er iets stuitends in gevonden hebben juist op Koninginne-verjaardag dit gedenkteken te zien onthullen? Ik wil er mij niet in verdiepen wat de gedachtenloop der Engelsen geweest is bij het ontwerpen van hun plan, ik wil U, Mr. de Redacteur slechts vragen, wat denken de Hollanders te Soerabaja ervan? Er zijn te Soerabaja toch nog Hollanders? U dankend voor de verleende plaatsruimte Hoogachtend, B. Ledeboer J. Mzn.”

Het antwoord van de redactie, een dag later: “Men vraagt ons onze persoonlijke mening over het ingezonden stuk betreffende de klok voor de Stadstuin en wij hebben geen bezwaar die bekend te maken. De opvatting van de schrijver van dat stuk is ons inziens onjuist, hij ziet ten onrechte een impertinentie in de aanbieding daarvan. Toen onze koningin de troon beklom (een jaar eerder, in 1998 – KM) werden door Nederlandse kolonies in den vreemde aan de ingezetenen feesten aangeboden, hadden die daarin een belediging moeten zien? Misschien heeft zijn verontwaardiging, die hier en daar wordt gedeeld, haar oorsprong in het opschrift van de klok, dat niet duidelijk weergeeft wat de bedoeling der schenkers is geweest. Het jubileum van de Engelse koningin behoeft niet in een vreemde kolonie te worden herdacht.”

Tien jaar later was de kritiek nog niet geheel verstomd. In een beschrijving van Java in het Amsterdamsche Nieuws van den Dag van 21 Aug 1908, werd door de journalist Maurits Wagenvoort opgetekend:

“Een ding doet mij in deze Nederlandsch-Indische stad ietwat vreemd aan: een monument voor Koningin Victoria. Gij hebt goed gelezen: een monument ter gedachtenis van het diamanten jubileum van Engeland’s overleden Koningin. Er is te Soerabaja een bloeiende en talrijke Britse kolonie, die het passend gevonden heeft bij deze voor Groot-Brittannië zo waardeerlijke gebeurtenis uitdrukking te geven aan haar trouw en nationalen zin, door er in de stad harer inwoning een gedenkteken voor op te richten. Noch zeer fraai, noch zeer kostbaar, maar wel zeer praktisch: een standaardklok van gegoten ijzer, opdat ze in Soerabaja zouden weten hoe laat het is. Met een windwijzer er boven op, opdat het hun bekend zou zijn uit welke hoek de wind waait.

Of het van deze Engelse mensengroep fijn gevoeld is de stad harer inwoning in een vreemde  kolonie op te schepen met een monument van Britsen nationale zin?  Men begrijpt, dat het van  onzen kant bezwaarlijk weigeren was, immers ook wij hebben deze eerbare en vooral machtige vorstin een lang leven gegund. Maar die ijzeren klok, op het drukste punt der stad, doet, zeg ik, vreemd aan, en men vraagt zich af wat het bestuur der Straits Settlements zou antwoorden, indien de nog talrijker en nóg welvarender Nederlandse kolonie te Singapore bij voorbeeld op de gedachte kwam om over enige jaren de honderdsten gedenkdag onzer herwonnen onafhankelijkheid in blijvende herinnering te houden door een monument op de Esplanade? De Singaporesche overheid kan, geloof ik, gerust zijn: de Hollandsche kolonie zal er waarschijnlijk niet toe komen, haar met zulk een aanbod van nationalen zin te verrassen. De nationale zin van Nederlanders in den vreemde uit zich op minder nadrukkelijke wijs, als hij zich uit. In Nederlands-Indië treft het zelfs, dat hij zich helemaal niet uit. Een monument ter ere van een Oranjevorst zoekt men er te vergeefs. Niettemin heeft bijvoorbeeld Prins Maurits een werkzaam aandeel gehad in den opbouw van ons koloniale rijk. In zijn naam gingen onze zeevaarders uit en sloten verbonden met Oosterse vorsten. Oranjegezind of niet: de vorst van een land is zijn opperste vertegenwoordiger, diens beeltenis is het symbool van nationale éenheid én nationale onafhankelijkheid. Daarom is er geen land, daarom is er geen volk of het stelt er prijs op dit symbool overal op te hangen, opdat vreemd en eigen kunnen getuigen van deze nationalen zin. . De nationale zin der Nederlanders in Oost-Indië laat ons zeggen: heeft geen behoefte aan symbolen. Te Batavia wordt de stoomtram getrokken door locomotieven, welke de naam Hohenzollern dragen; daar wonen Engelsen, die hun kinderen ter school zenden – een zusterschool – met het verbod om hen Hollands te leren; daar zijn, elders in onze koloniën, scholen opgericht door inheemse Chinezen, die, met veronachtzaming van de onze, hun kinderen Engels doen onderwijzen. En terwijl daar ter wereld geen kolonie van enig land is, zelfs geen Portugese, of men ziet overal het beeld van koning of president, kan ik mij niet herinneren in het kabinet van de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië een portret te hebben gezien van onze Koningin. – Misschien is het er wel, maar gezien heb ik het niet.  Zeker, hier en daar vindt men het: op het kantoor van een resident, in de sociëteiten, in de scholen. Daarentegen, is er een particuliere inrichting, ’t zij hotel, ’t zij restaurant, ’t zij winkel, waar men het vindt? Ik herhaal: met koningsgezind zijn of niet, met Oranjegezind zijn of niet, heeft dit niets te maken. Het heeft te maken met de vraag of men zich Nederlander gevoelt. Onze landgenoten in Nederlandsch-Indië zijn ietwat lauw. Nederlander of niet-Nederlander zij zijn het nu eenmaal ‘Soedah!’  Maar voor de Engelsen te Soerabaja was het niet ‘soedah!’ Die zijn Engelsen, die richten nationale monumenten op, zelfs in een vreemde kolonie. Ja, wij Nederlanders zijn een klein volk, maar niet wijl wij slechts vijf miljoen mensen tellen. Wij zijn een klein volk, omdat wij ons zo klein voelen, omdat wij geen historische zin bezitten, door ons gebrek aan nationale zin vooral. ‘Soedah’.”

Verplaatsing in 1927

Een echte grote liefde is het niet geworden, tussen Soerabaja en de klok. Er was altijd wel wat om over te klagen: de klok liep niet goed, de verlichting was slecht, en uiteindelijk bleek hij ook nog in de weg te staan. De Indische Courant van 23 september 1926:

“De klok voor de Stadstuin. Bij het voorstel tot verbetering van de Aloon Aloonstraat, dat gisteravond in de Raadszitting behandeld en zonder hoofdelijke stemming aangenomen werd, kwam ter sprake het plan van B. en W. om de klok, welke voor den Stadstuin staat en destijds aan de gemeente werd geschonken, door de Engelse Kolonie alhier, te verplaatsen naar het plein voor bet Hoofdcommissariaat van Politie. Hiertegen verzette zich vrijwel, onder herhaalde hilariteit, de gehele Raad, omdat daar in de buurt reeds zo veel klokken zijn. Heel geestig merkte de heer Nessel van Lissa op, dat hij dan helemaal niet meer zou weten hoe laat het is. En de heer Van Gennep, noemde het ding zo mooi, dat het maar het beste zou zijn, er het Priokplein mede te versieren. Weer anderen wilden er het Goebengplein mede opknappen, waarop de heer Bach Kolling zeer terecht vreesde, dat de bewoners van deze wijk, de Raad deze misdaad nooit zouden vergeven. Nadat de vrolijke stemming wat bedaard was, stelde de heer Naessens voor over de verplaatsing maar overleg te plegen met de Engelse Kolonie, daar de Raad zelf wel nooit tot een resultaat zal komen. Dit voorstel werd door den voorzitter met beide handen aangegrepen, om het maar als aangenomen te beschouwen. Inderdaad zou anders de raad er nooit uit zijn gekomen.”

We weten niet of de Engelsen een voorstel hebben gedaan voor een nieuwe locatie. Zeker is, dat het stadsbestuur er enkele maanden later úit was:
“Stadsverfraaiing. De omgeving van de Stadstuin belooft eerlang een der fraaiste buurten van onze stad te worden. (…) De Engelse klok, die thans enigszins misplaatst voor de Tuin staat, wordt binnenkort overgebracht naar het Priokplein, waar zij beter tot haar recht komt. Zo zal binnen niet al te langen tijd het centrum van onze stad belangrijk worden verfraaid.”

In februari 1927 werd de klok verplaatst, en – merkwaardig genoeg – daarmee ook de klachten over de juiste tijd en de verlichting:
“De bewoners van het Priokplein en omgeving — daar vormt zich langzamerhand een hele nieuwe wijk — klagen steen en been. En daar bestaat reden voor. Op dat plein staat n.l. de ouderwetse klok, welke vele tientallen jaren geleden door de Engelse ingezetenen, ter gelegenheid van het jubileum van koningin Victoria, aan de stad werd geschonken. Op het uiterlijk van de klok is niets aan te merken. Integendeel. Zij fleurt het aspect van dat stadsdeel op, maar wèl is het een bezwaar, dat de klok doorlopend kuren vertoont. Zelden wijst zij den tijd nauwkeurig aan en wat erger is: ’s avonds laat de verlichting van de cijferplaat veel te wensen over; soms is zij in het geheel niet verlicht.
Op dit euvel wezen wij reeds meerdere malen, tot nu toe blijkbaar zonder resultaat. Is daar nu werkelijk niets aan te doen? Wij menen, dat met een weinig goeden wil er voor gezorgd kan worden, dat ook de bewoners van die buurt hun juiste tijd hebben.”

Of later nog iets gedaan is aan deze klachten, we weten het niet. Zeker is, dat de klok op enig moment ook híer het veld heeft moeten ruimen.

x
Technische gegevens
Monument: Klok ter herdenking diamanten regeringsjubileum Koningin Victoria
Locatie: Van 1899 tot 1927 aan de oostkant van de Stadstuin, Soerabaja. Daarna op het Priokplein in dezelfde plaats.
Onthulling: 31 augustus 1899
Opdrachtgever: particulier initiatief Engelse inwoners Soerabaja
Ontwerper: Onbekend. Uurwerk van de firma Gillett te Croydon
Levensduur: Onbekend

x

Bronnen:
Bataviaasch Nieuwsblad, 1 oktober 1897
De Locomotief, 24 juni, 10 augustus en 2 september 1899
Soerabaijasch Handelsblad, 30 augustus, 1 en 2 september 1899
De Grondwet, 8 september 1908
De Indische Courant, 9 januari 1924, 23 september en 8 december 1926, 8 februari 1927, 14 december 1932

Foto´s KITLV

 

Soerabaja Stadstuin ca 1902
Stadstuin, ca. 1910
Stadstuin, ca. 1910

 

Stadstuin, 1910
Stadstuin (rechts), ca 1920
De klok op de latere lokatie, het Priokplein (hier abusievelijk genoemd Perakplein), ca 1935.

 

Stadstuin, tussen Boeboetan en Aloon-aloonstraat
Priokplein

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s