Uit Het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 29 oktober 1934:
“Heilig Hart-Monument. De Eerste Steen-legging.
Zondagmorgen jl. om 9.15 had op het plein van de kathedraal aan Waterlooplein de eerstesteenlegging plaats voor het Heilig Hart-monument, welke plechtigheid verricht werd door de apostolisch vicaris van Batavia, mgr. P. J. Willekens. Van de zijde der rooms-katholieken bestond daarvoor uit de aard der zaak grote belangstelling en verschillende vooraanstaande rooms-katholieken, onder wie prof. mr. Van Kan en echtgenote, bevonden zich onder de belangstellenden.

lets over 9 uur arriveerde de bisschop onder klokgelui, waarna Ir. Jagtman naar voren trad en namens de aanwezigen en het comité voor de aanbieding van het monument, tot de bisschop een kleine toespraak hield.
Spreker verklaarde te spreken namens de rooms-katholieken in Batavia en in Indië. De bedoeling is om op het erf van de Kathedraal een monument op te richten ter ere van hen, die in de afgelopen eeuw zoveel hebben gedaan voor het missie-werk in dit land. Het comité is verheugd, dat aan zijn roepstem zo velen gehoor hebben gegeven, waardoor de gelden, benodigd voor dit monument, spoedig bijeen waren.
Ten slotte verzocht hij de bisschop de eersten steen te willen leggen, waaraan mgr.Willekens gaarne voldeed. Na deze kleine plechtigheid verzocht ir. Jagtman de oorkonde te willen inmetselen, hetgeen ook geschiedde, nadat Pastoor Wubbe de inhoud ervan had voorgelezen.
Vervolgens sprak de bisschop enkele woorden. Mgr. Willekens zei verheugd te zijn om deze plechtigheid te mogen verrichten.
Maar, zo vervolgde hij, ik zou geen medewerking hebben willen verlenen, nóch als rooms-katholiek, noch als bisschop, indien het Comité bij dit op te richten monument afbeeldingen zou hebben willen aanbrengen als hulde aan hen, die zoveel hebben gedaan voor de Missie. Het recht om dergelijke afbeeldingen van personen, hoe verdienstelijk zij ook mogen zijn, te laten aanbrengen, behoort slechts aan den paus te Rome. De bisschop was er dan ook verheugd over, dat het Comité dit heeft aangevoeld, want hij zou zeker geen vergunning hebben gegeven om zulk een monument in de kathedraal of in de nabijheid van de kathedraal op te richten.
Ten slotte knoopte de bisschop er de wens aan vast, dat dit monument een sieraad zal worden en een blijvende hulde aan hen, die zoveel hebben gedaan voor de zaak der rooms-katholieken.
Nadat de bisschop de aanwezigen zijn bisschoppelijke zegen had gegeven, was de plechtigheid afgelopen.”
