Hulde aan Pioniers van Deli. De P.W. Janssen bank onthuld.
Hedenmorgen werd in het plantsoen voor het St. Elisabeths ziekenhuis op Polonia de P.W. Janssen bank onthuld, welke plechtigheid werd bijgewoond door een groot aantal autoriteiten van de zijde van het Bestuur, van de gemeente, van handel en cultures. O.a. merkten wij op de gouverneur van Sumatra’s Ooskust de heer Ezerman, Zijne Hoogheid de Sultan van Deli met de tengkoe Bendahara van Deti tengkoe Amiroeddin, de burgemeester van Medan en raadsleden, en de hoofdadministrateurs der verschillende cultuurmaatschappijen. Het monument dat links en rechts van een hoge leuning aan twee zijden zitplaats biedt, voorlopig was verborgen on der de Nederlandsche driekleur. Aan de zijde van het St. Elisabethsziekenhuis zijn drie medaillons in brons aangebracht, voorstellende de heren Dr. C. W. Janssen van de Senembah, P. van den Arend van de Arendsburg, en jhr. H. J. L. Leysius van de Deli Bami. Aan de andere zijde van de bank prijkt het medaillon van P.W. Janssen rechts en links geflankeerd door bronzen medaillons, de ene stelt een bloeiende tabaksplant voor, de andere het wapen van Medan. Onder de medaillons zijn de namen van de verschillende personen aangebracht. De steensoort die bij het monument is gebezigd is Hornblendertrachiet. Om ruim half tien hadden de autoriteiten, waarvan sommigen met hunne dames, onder een afdakje plaats genomen en begon de heer R. Tweer, vice-voorzitter van het tabaksbureau, zijn onthullingsrede.

Rede heer Tweer
“Mijne Heren Burgemeester en Wethouders en Leden van den Raad der Gemeente Medan, Geachte aanwezigen.
Toen ik in het najaar 1927 hier vertoefde opperde de toenmalige Burgemeester Baron Mackay tegenover mij het denkbeeld ook voor den derde grondvester der Deli Maatschappij, den Heer P.W. Janssen een blijvend gedenkteken in de Gemeente Medan te stichten, nu zulks voor den Heer Nienhuys reeds lang aanwezig was en het standbeeld van den Heer Cremer zijn voltooiing naderde. Ik heb hem ten antwoord gegeven, dat zijn denkbeeld mij niet onsympathiek was, al had dan P.W. Jansen nooit een voet op Deli’s bodem gezet, dat hij echter de Heer Herbert Cremer spoedig te Medan kon verwachten en hij ook met deze de zaak dan eens zou bespreken. Dit is geschied, en Baron Mackay heeft aan den Heer Cremer het reeds tevoren met mij besproken idee aan de hand gedaan het op te richten gedenkteken de vorm van een bank te geven. Het denkbeeld en het idee van Medans Burgemeester viel bij de Heer Herbert Cremer zowel als bij de overige leden van het Tabaksbureau in goede aarde; het werd echter in zoverre verder uitgewerkt, dat besloten werd in de bank niet slechts het medaillon te plaatsen van den Heer P.W. Jansen, maar tevens ook die der grondleggers van de drie andere grote Tabaksmaatschappijen. Deli heeft gelukkig meerdere mannen gekend, waarvan stuwkracht uitging voor de verbetering der methoden op cultuurgebied en der algemene toestanden; ik wil hier slechts noemen den Heer Tiele, en het heeft een punt van overweging uitgemaakt of niet nog andere medaillons of andere namen in de bank zouden worden geplaatst. Tenslotte is het erbij gebleven, dat dit niet meer dan vier zouden zijn er werd toen een tweetal beeldhouwers uitgenodigd ontwerpen voor een monumentale bank in te dienen. Het ontwerp van de beeldhouwer Vreugde te Haarlem werd aanvaard en hem opdracht gegeven het model, de tekeningen en de gipsmaquetten voor de medaillons te maken, ln overleg met hem werd ook het materiaal van de bank uitgezocht dat de sterke inwerking van Deli’s zon en Delische regens moet trotseren en de firma Buning te Cheribon werd met de uitvoering van het werk belast. Nu zal bij U allen wel even de gedachte naar voren komen dat tussen goedkeuring der plannen en het gereedkomen van het werk een zeer langen tijd is verlopen. Dat is ook het geval; ik wil de oorzaken daarvan hier echter niet verder nagaan— de bank is gereed gekomen, en wat in goede jaren werd toegezegd wordt heden in bepaald slechte tijden aan de Gemeente Medan aangeboden om de nagedachtenis houden van enkelen van hen die hebben medegeholpen Deli, dat is het Cultuurgebied van Sumatra’s Oostkust en Medan die betekenis te geven, die zij ook nu in donkere dagen nog hebben. Moge hun voorbeeld de tegenwoordige generatie aanmoedigen tot volhouden en doorzetten – er blijven hier nog altijd grote mogelijkheden op „de Oostkust.” Het zij mij vergund, mijne heren, hier even een korte levenschets te geven der vier mannen, wier medaillons in deze bank zijn geplaatst.
Peter Wilhelm Janssen, is in 1821 geboren te Wangeroog op een der Duits Oost-Friese eilandjes. Hij kwam op 22-jarigen leeftijd naar Amsterdam met het voornemen zich daar verder voor de handel te bekwamen en naar Indië te gaan, waar twee broers van zijn vader hoge Gouvernements-betrekkingen bekleed hadden. Al spoedig echter deed hij eigen zaken eerst in specerijen, en later in granen, die zich gunstig ontwikkelden en van het plan naar Indië te gaan werd afgezien. In 1867 kwam Jacobus Nienhuijs naar Amterdam om geld e zoeken voor uitbreiding van zijn tabakstaanplant op Sumatra. Hij vond de Heren P. W. Janssen en Gustaf Clemen bereid hem te steunen en in 1868 werd de eerste Deli-tabak te Amsterdam aan de markt gebracht. Aangemoedigd door de verkregen gunstige resultaten werd het volgend jaar tot oprichting der Deli-Maatschappij overgegaan met P.W. Janssen als Directeur, welke betrekking hij tot 1898 heeft bekleed. Koopman, met brede kijk op zaken, zelf altijd betrouwbaar, schonk hij zijn volle vertrouwen ook aan zijn medewerkers en ondergeschikten, zodra hij kon aannemen dat dit vertrouwen gerechtvaardigd was. Daardoor werden hier mannen gekweekt met verantwoordelijkheidsbesef en eigen initiatief; zij wisten zich door hem gesteund zolang zij op de goeden weg bleven.
Jhr. Leyssius, een oud Indisch ambtenaar behoorde tot hen, die, aangelokt door de geruchten van grote winsten die in Deli zouden zijn te behalen, van Java naar Deli togen om hun geluk te beproeven. Eerst wilde dat niet erg vlotten en de verschillende concessies in Deli, Langkat en Serdang door hem verkregen leverden hem en de handelslieden te Batavia, de exploitatie van financierden van 1869—1885 maar matige winsten op. In laatstgenoemd jaar werd dan de Deli-Batavia Maatschappij opgericht en Jhr.Leysius werd Hoofd-administrateur en mede vertegenwoordiger der Maatschappij, wat tot hij 1885 is gebleven.
De Delianen van toen waren niet bijzonder bekend met de wetten en regelingen, des lands die wel bestonden, maar weinig werden nageleefd, omdat zij niet pasten voor een zich sterk ontwikkelend land. Jhr. Leysius was de vraagbaak voor de planters en samen met de organisator, den Heer J.T. Cremer wist hij, door zijn medewerking te verlenen bij de oprichting der Deli Planters Vereeniging alles in het goede spoor te brengen.
Pieter van den Arend behoorde tot het geslacht der kooplieden aan wie Nederland zijn welvaart in grote mate te danken heeft. Op nog jeugdigen leeftijd slechts 22 jaren oud, vestigde hij zich in 1841 te Rotterdam als commissionair, ook handelende hij in sigaren. Reeds in 1855 was hij zover dat hij aan scheepsbouw meedeed en het rederbedrijf kon uitoefenen. Hierdoor kwam hij in connectie met tal van personen op handelsgebied en vormde in 1861 een associatie onder zijn leiding, die op Java tabak zou opkopen en verbouwen Een harer gemachtigden en opkopers was Jacobus Nienhuys, die zich in 1863 door een Arabier liet verleiden naar Deli te gaan, daartoe aangespoord door de goede kwaliteit der tabak, die deze Arabier bij zich had. De rest dezer historie is bekend. Nienhuys bleef aan Deli hechten en zijn connectie met P. v/d Arend werd verbroken. Later ging P. van den Arend toch ook tabak planten op Deli en uit een associatie met anderen is in 1877 de Tabak Maatschappij Arendsburg ontstaan, waarvan de Directie steeds bij de firma P. van den Arend is gebleven. Ook zijn onderneming in het Delische was in de eerste jaren geen goudmijn; dividenden kwamen pas na zijn overlijden in 1882; hij was echter zo overtuigd van de goede kwaliteit der Delitabak dat hij aan een uiteindelijk slagen nooit heeft getwijfeld. Hij was een kenner van tabak en van sigaren, en zijn volhouden gaf anderen moed. Zijn eerlijkheid en onkreukbaarheid hebben er veel toe bijgedragen de goede naam van Sumatra tabak ook bij de handel te Rotterdam te vestigen; er moest zeer zeker in de pakken zitten, wat op de mat stond vermeld.
En nu Christian Wilhelm Janssen. Doctor in de Staatswetenschappen, zoon van P.W. Janssen, die in 1860 te Amsterdam werd geboren. Zijn opleiding heeft hij op het gymnasium te Hannover en aan de Universiteiten te Leipzig, Heidelberg, Straatsburg en Genève genoten. Prof. Brentano heeft veel invloed op zijn denken gehad. Nog student zijnde maakte hij een reis om de wereld. Teruggekeerd promoveerde hij tot Doctor op een proefschrift, getiteld “Die Hollandische Kolonialwirtschaft in den Batakländern auf Sumatra”, daarmede het eerste bewijs gevende aan zijn interesse voor koloniale vraagstukken. Na een tweede studiereis naar Britsch- en Nederlandsch-Indië trad hij in 1889 op als mededirecteur der in dat jaar opgerichte Senembah-Maatschappij en werd in 1819 enig Directeur, welke functie hij heeft vervuld tot aan zijn dood op 14 December 1927. Als Directeur der Senembah is hij een grote stuwkracht geweest voor de verbetering van den gezondheidstoestand bij de werklieden in het gewest. Het welzijn van employés en arbeiders ging hem altijd ter harte: “eerst voor hen en dan voor ons zorgens” was zijn devies; vandaar de verschillende inrichtingen voor onderwijs en ontwikkeling bij zijn Maatschappij zowel als bij de Bataks, door hem in het leven geroepen, soms op eigen kosten. De Bataks waren in zekeren zin zijn troetelkinderen; voor hun ontwikkeling heeft hij veel gedaan, hij heeft hun landbouwkennis gebracht door bij hen de aardappel en groentecultuur in te voeren en heeft hun ontwakend vooruitstreven in alle opzichten gesteund. Maar niet alleen de Oostkust van Sumatra en de Bataklanden, neen geheel Nederl. Indië met zijn nieuwe economische vraagstukken, zijn politiek ontwaken, zijn grote mogelijkheden had zijn dagelijksche belangstelling.
Van harte heeft hij medegewerkt aan de oprichting van het Koloniaal Instituut, steunde dit met grote bedragen, waartoe hij ook zijn familie wist over te halen, altijd in het besef dat de belangstelling voor zijn koloniën bij het Nederlandsche volk moest worden verdiept.
Bij de verassing van zijn stoffelijk over schot op Westerveld sprak de voorzitter van het Koloniaal Instituut zijn twijfel uit, of het iemand gegeven zou zijn Dr. P. W. Janssen in zijn veelzijdigheid te schetsen en daar het volle recht te doen wedervaren van de betekenis van zijn figuur. Dit onderschrijf ik ten volle: ik heb toch 35 jaren met hem mogen samen werken, heb kunnen zien hoe hij nooit op den voorgrond wilde treden, zijn weldaden het liefst verloochende. Bescheiden met een hart van goud en werkzaam tot aan het einde van zijn leven in het belang van anderen: dat was P. W. Janssen! Mijne Heeren, ik heb U slechts een onvolledig beeld kunnen geven van de betekenis dezer vier groten in de geschiedenis der Delische tabakscultuur: maar ik heb Uwe aandacht al wat lang gevraagd op deze tijd van den dag in dit uur. Het zij mij vergund thans over te gaan tot de onthulling van het monument en deze bank als geschenk van het Tabaksbureau over te dragen aan de Gemeente Medan. Mijne Heeren Burgemeester en Wethouders en Leden van den Raad, ik beveel dit gedenkteken aan Uwe hoede aan. Moge zijn nut daarin bestaan, dat het de nieuwe generatie wijst op de daden van vroegere geslachten. Ik heb gezegd.” —
Na de woorden van de heer Tweer werd hartelijk geapplaudisseerd. De heer Tweer begaf zich toen van het schaduwrijke afdakje in de felle zon en geholpen door den heer van Ommen en twee vlugge helpers werd het dundoek weggetrokken en net monument begon haar tijd. Vervolgens gingen de genodigden het monument bezichtigen na afloop waarvan burgemeester Wesselink onder het uitspreken van de volgende woorden het geschenk namens de gemeente aanvaardde.

Rede burgemeester Wesselink
“Meneer de vice-voorzitter van het tabaksbureau, Meneer de voorzitter en Heren leden van de Deli Plantersvereeniging, dames en heren. Zoals U, Meneer de vice-voorzitter van het Tabaksbureau, in de aanvang van uw rede reeds heeft gememoreerd, is het denkbeeld om hier te Medan ook voor den heer P. W. Janssen een monument te stichten als blijvende herinnering aan zijn uitnemende verdiensten voor de Delische tabakscultuur, voor het eerst ter sprake gekomen bij een onderhoud van mijn ambtsvoorganger, baron Mackay, met den heer Tweer in 1926 later met den heer Herbert Cremer ter gelegenheid van diens bezoek aan Deli in 1928.
Terecht heeft de heer Mackay gemeend, dat, naast het Nienhuys monument en het standbeeld van den heer Cremer Sr., een monument voor de derden grondlegger der Delische tabakscultuur in Medan niet mocht ontbreken.
Deze stad toch dankt haar opkomst en ontwikkeling in de eerste plaats aan de cultuur van de tabak, welke de bloei van Deli heeft ingeluid en het is niet zonder reden, dat zij als symbool daarvan in haar wapen een tabaksboom voert en als wapenspreuk het zinrijke: Efflorescense planitie – opbloeiende uit de vlakte. En het is om dezelfde reden, dat thans zowel het tegenwoordige Gemeentebestuur als de Gemeenteraad van Medan hun volle medewerking hebben verleend om aan de oprichting van dit monument, dat tevens strekt tot blijvende gedachtenis aan de oprichters van de overige grote tabaksmaatschappijen ter Oostkust, het hunne bij te dragen. Het is ons allen maar al te zeer bekend, hoe de moeilijkbeden van de heersende crisis ook aan de tabakscultuur niet worden bespaard, maar laat ons het vertrouwen van den heer P.W. Janssen op het slagen van deze cultuur in Deli een aansporing zijn om vertrouwen te blijven stellen in een wederopbloei in volgende jaren. Blijkens de tussen het Tabaksbureau en den heer Mackay over het op te richten monument gevoerde correspondentie heeft deze het Bureau na het inleidende onderhoud met den heer Cremer later verschillende aanwijzingen en gegevens verstrekt, zoals situatietekeningen en foto’s, met betrekking tot de plaats, waar de P. W. Janssen-bank eventueel zou kunnen worden opgericht. De heer Mackay had hiervoor zijn keuze laten vallen op een van de plantsoentjes of nog ledige terreinen in deze omgeving, bij voorkeur op het hiernaast gelegen terrein tussen de Poloniaweg en de van Linschotenlaan, dat bestend is om later tot plantsoen te worden ingericht. De voornaamste reden hiervan was, dat dit terrein – in tegenstelling met dat waarop wij ons thans bevinden – des namiddags beschaduwd werd door de hoge sennabomen aan de Poloniaweg. De toestand is hier sindsdien echter veranderd: de bomen aan den Poloniaweg waren zodanig in den wortel aangetast, dat zij moesten worden geveld. Het plantsoentje hiertegenover moest in gebruik worden genomen voor de oprichting van een verkoopplaats van eet en drinkwaren en een bezine-verkoopplaats welke inrichtingen hier in de buurt nodig waren. En aangezien voorts aan den weg hier links reeds de naam „P.W. Janssen-laan” was gegeven, was het aangewezen om de „P.W. Janssenbank” hier op dit punt te plaatsen. Zoals U ziet, heeft men van deze zijde uitzicht op het kruispunt Poloniaweg – Sultan Maämoen Alrasjidweg en van de andere zijde op het R.K. Ziekenhuis en daarlangs op het gebergte.
Meneer de Vice-voorzitter van het Tabaksbureau. Onder betuiging van de erkentelijkheid en de dank van de gemeente Medan aan het Tabaksbureau voor de schenking van dit monument, gewijd aan de nagedachtenis van den heer P.W. Janssen, aanvaard ik thans namens de Gemeente dit geschenk en ik moge U de verzekering geven, dat dit gedenkteken bij de gemeente Medan steeds in hoge ere zal blijven en op waardige wijze zal worden onderhouden.” (Applaus).
Daarna werden enkele kiekjes genomen en keerde het gezelschap huiswaarts. Een aardige attentie was een fraaie bloemenmand van de Eerwaarde Moeder Overste van het St. Elisabethsziekenhuis.
Sumatra Post, 23 april 1932
Mooi historisch verslag.
LikeLike